Sonja Graafstal en Carine Heijligers

667 NEDERLANDSE SAMENVATTING Veerle. Daarnaast hebben we op basis van Linell geconcludeerd dat Veerle tijdens de interventieperiode haar spreektijd verlengde en toenam in gespreksdominantie. Veerle werd dus meer onderscheidend van Yara. Deze momenten van interventie zorgden voor een schrikreactie bij Yara, zichtbaar aan de afname van gemiddelde en maximale duur in volggedrag van Yara vlak na een interventie. Yara werd dan stiller, stelde geen vragen meer en trok zich terug in zichzelf. Tijdens de sessie herstelde Veerle het contact en bleef ook de gezamenlijkheid hoog en hervond Yara de vertrouwelijke manier van communiceren met Veerle. Aan het eind van de hulpverleningsperiode hebben we vastgesteld dat de ingezette strategie van de hulpgever geen negatief effect meer had op het volggedrag van Yara. Yara raakte gewend aan de onderscheidende momenten tussen haar en Veerle. Hiermee bleek de geboden interventie succesvol te zijn. De verwachting dat Yara ook buitenshuis makkelijker zou gaan praten en zich sociaalemotioneel verder zou ontwikkelen kwam na dit hulpverleningstraject niet uit. Dit ontstond wel na een verlenging van de hulpverlening met nog eens negen maanden. Casus Rens en Emma In deze casus stond Rens centraal, een 28-jarige man woonachtig in een instelling voor mensen met een matig tot zeer ernstig verstandelijke beperking en gedragsproblemen. In zijn dossier was sprake van de diagnoses ernstig verstandelijke beperking en autisme. Rens vertoonde stereotype gedrag bij oplopende spanning, zoals handen bijten, wiegen en hyperventileren. Het ontbreken van plezierige interacties en de aanwezigheid van stereotype gedrag werd door de begeleiders onwenselijk geacht. Om die reden werd Rens aangemeld voor een hulpverleningstraject met Beweging-als-houvast om wederkerigheid te ontwikkelen. De hulpgever was Emma, een 21-jarige vrouw en derde jaarstudent orthopedagogiek. Bij aanvang van de hulpverlening werd een bewegingsanalyse gemaakt van Rens en Emma. Hieruit bleek dat de momenten van gezamenlijkheid ontstonden wanneer Emma aansloot bij de ritmische bewegingen van Rens. Verder viel op dat Rens gevoelig was voor veranderingen in het ritme. Wanneer Emma het gezamenlijke ritme onderbrak of veranderde, stopte Rens met zijn ritmische bewegingen en keek hij Emma aan. Het doel van de hulpverlening werd het ontwikkelen van wederkerigheid of co-regulatie in de interactie met Emma. De verwachting was dat wanneer Rens de structuur van ‘initiatief nemen tot contact en het beëindigen van contact’ in de interactie met Emma zou herkennen en toepassen, hij dit ook zou kunnen in interactie met begeleiders of andere hulpvragers. A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw