Sonja Graafstal en Carine Heijligers

672 APPENDICES wederkerigheid en het ontwikkelen van volggedrag en initiatiefname. Het vaststellen van het probleem in termen van wederkerigheid, de beoordeling van de balans van gezamenlijkheid en onderscheid en het toetsen van de drie basis mogelijkheden voor communicatie, kon in elke casus gedaan worden. De inzet van de hulpgever leidde in alle gevallen (met uitzondering van Raisa en Floyd) tot een ontwikkeling in wederkerigheid. Naast het nomothetische aspect is ook het idiografische aspect in elke casus zichtbaar. De concrete aanwijzingen opgesteld voor de hulpgever, zijn gebaseerd op de unieke kenmerken van hun dyade en de persoonlijke voorkeur en mogelijkheden van de hulpgever. Zo geldt dat de keuze voor een bepaald bewegingskenmerk enerzijds bepaald wordt door de aanwezige bewegingen van de hulpvrager en anderzijds door de voorkeur van de hulpgever met welk bewegingskenmerk deze het beste en het prettigste kan werken. Vervolgens wordt ook de ervaring en expertise van de hulpgever meegenomen in de afweging. Ook het specifieke ontwikkelingsdoel voor de hulpvrager is bepalend, zoals het ontwikkelen van volggedrag of initiatiefname. Tenslotte speelt ook de keuze voor de activiteit een rol. Deze dient zowel leeftijdsadequaat te zijn en te passen bij de interesse van de hulpvrager als ook afgestemd te zijn op het interactiepatroon van een jonger kind, zoals we gezien hebben. De genoemde verschillen in aanpak en keuzes wijzen erop dat de weg waarop de hulpverlening wordt uitgevoerd niet vastgelegd is en ook niet vastgelegd kan worden in een protocol. Zelfs als we, hypothetisch gedacht, zouden zeggen dat er altijd een keuze voor bewegingskenmerk snelheid gemaakt moet worden, dan nog zou de invulling uniek zijn. Snelheid kan immers betekenen dezelfde snelheid van bewegen of praten, maar ook de duur van het bewegen of praten, of het ritme van de beurtwisseling. De unieke aard van de dyade noopt onomstotelijk tot het idiografisch toepassen van het algemene doel, namelijk volggedrag en initiatiefname ontwikkelen om zo wederkerigheid te bevorderen. Uit alle casussen blijkt dat de unieke toepassing geen belemmering is om te komen tot die doelen, maar juist een voorwaarde. Dit impliceert eveneens dat dezelfde hulpvrager in relatie tot een andere hulpgever wel kan werken aan hetzelfde ontwikkelingsdoel, bijvoorbeeld volggedrag ontwikkelen, maar dat de invulling en uitvoering hiervan uniek en idiografisch moet worden ingevuld. Algemene nabeschouwing Onderzoek Het theoretisch onderzoek heeft laten zien dat Beweging-als-houvast ingebed kan worden in de metatheorie van complexe systemen. Volgens deze metatheorie is complex gedrag meer dan de som der delen en is de vraag naar het identificeren van werkzame componenten van een interventie niet zinvol. Belangrijker wordt de vraag welk principe of werkingsmechanisme ten grondslag ligt aan Beweging-als-houvast. De kracht van de methode is gelegen in het feit dat er een verklaring is voor de verandering van gedrag. Dit geeft de hulpgever handvatten om nieuw gedrag te bewerkstelligen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw