Sonja Graafstal en Carine Heijligers

80 1C Bio-ecologisch model In 1979 ontwikkelde Bronfenbrenner een model voor ontwikkeling waarin de context van de persoon-in-ontwikkeling een prominente plaats kreeg. Deze nadrukkelijke focus op de context kwam destijds voort als een reactie op de experimentele onderzoekdesigns waarin ontwikkeling vooral werd bestudeerd in laboratoria. Bronfenbrenner was van mening dat ontwikkeling diende te worden onderzocht in de dagelijkse omgeving van het kind en zijn ouders. Die context werd omschreven als een systeem van geneste omgevingen, waarbij de binnenste omgeving het microsysteem wordt genoemd, dan volgt het mesosysteem, het exosysteem en ten slotte het macrosysteem, zie Afbeelding 1c.1. Het microsysteem verwijst naar de omgeving waarin interacties plaatsvinden tussen de persoon en belangrijke anderen (ouders/opvoeders, broertjes, zusjes, vrienden, familie). Afbeelding 1c.1 Bio-ecologisch Model van Bronfenbrenner uit 2006 Noot. Illustratie bewerkt door W. de Muijnck, 2020. Een belangrijk bijkomend effect van het succes van dit model was dat de dagelijkse omgeving inderdaad meer werd bestudeerd, maar dat tegelijkertijd de ontwikkeling van de persoon uit de aandacht van de onderzoekers verdween. In 2006 verscheen daarom een aangepaste versie van het oorspronkelijk ecologische model, namelijk het bio-ecologisch model, waarin het ontwikkelingsproces van de persoon weer terug in het centrum van de aandacht kwam, namelijk in de context en in de tijd waarin de persoon zich bevindt (Bronfenbrenner & Morris, 2006). Bronfenbrenner gaf de factor tijd een prominente plaats door het zogenoemde chronosysteem toe te voegen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw