84 1C naar ontwikkeling te kijken, wordt duidelijk dat ontwikkeling niet aan één dimensie is af te meten, maar multidimensionaal is en niet bepaald wordt door één variabele. De vraag die zich nu aandient is hoe dit model concreet kan worden gebruikt in de praktijk van de hulpverlening. Wat kan uit dit model afgeleid worden en toepasbaar gemaakt worden? Een mogelijk praktische uitwerking is om op microniveau de relaties en interacties tussen Joey en zijn nabije familieleden te onderzoeken op variabelen zoals activiteit, ruimte en tijd. Hoeveel tijd brengt Joey door met zijn vader, moeder of oma? Wat onderneemt hij zoal met hen? Hoe ziet het huis van Joey eruit? Is er ruimte om binnen te spelen, is er een tuin en kun je op straat spelen? Daarnaast kan er onderzocht worden hoe op mesoniveau de verschillende microsystemen in het leven van Joey met elkaar interacteren. Heeft Joey vriendjes en komen die wel eens thuis spelen of gaat Joey bij anderen spelen? Zijn er nog andere familieleden of kennissen waar Joey over de vloer komt en hoe liggen de verhoudingen in de bredere familiekring? Hebben zijn ouders contact met de leerkrachten van school? De variabelen zijn in zichzelf niet normatief. Er is geen absolute norm die een bepaalde frequentie of activiteit vereist. Het model wil handreikingen geven ten aanzien van de aspecten waarnaar gekeken kan worden. Het zet de persoon in de context van zijn hele omgeving. Vervolgens kan ook met de variabelen ‘gespeeld’ worden, om te zoeken naar een gepaste frequentie, intensiteit en afstand die ontwikkeling stimuleert op dat moment, voor die jongere, in die context. Samenvatting Het bio-ecologisch model biedt een kader waarbinnen op verschillende manieren naar ontwikkeling gekeken kan worden. De meerwaarde van dit model is het perspectief dat geboden wordt op ontwikkeling, namelijk de relaties die een persoon met zijn omgeving op kleine en grote schaal heeft en de verhouding tussen continuïteit en verandering. Wat nog aan het zicht ontbreekt in dit model is hoe de interactie van een relatie eruitziet. We weten dat Bronfenbrenner die interacties en relaties de motor van de ontwikkeling heeft genoemd. We hebben ook de verschillende variabelen genoemd waarmee naar relaties gekeken kan worden. De daadwerkelijke interactie die tussen ouder en kind plaatsvindt blijft echter nog onzichtbaar. We zullen daarom in het resterende deel van dit hoofdstuk ingaan op het inhoudelijke aspect van de relatie, namelijk het contact tussen de opvoeder en het kind, hetgeen door Bronfenbrenner onder de proximale processen valt. Gehechtheidstheorie We zijn dit hoofdstuk begonnen met een moment uit het leven Joey, zijn ouders en oma. Men zou uit de beschrijving kunnen opmaken dat de relatie van Joey met zijn vader en moeder op zijn minst ongemakkelijk is. Zijn vader wijst hij af of negeert hij
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw