Sonja Graafstal en Carine Heijligers

87 RELATIONEEL ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF maar gaat. Waarop is die band dan gebaseerd? Is er een aangeboren ‘moederconcept’ aanwezig in de kuikens, waardoor ze direct ‘weten’ wie hun moeder is en dat dit hun band verklaart? Dankzij Lorenz weten we nu dat de kuikens, nadat ze uit het ei gekropen zijn, het eerste bewegende object dat ze zien volgen en vervolgens de nabijheid van dat object blijven zoeken.18 Bowlby werkte de gedachte over de aard van de hechte moeder-kind band verder uit en voegde aan de twee erkende instincten (voeding en voortplanting) een derde toe, namelijk het zoeken van bescherming en veiligheid. Zijn opvattingen werden ondersteund door de observaties van Harlow (1958) met resusaapjes. Deze aapjes verkozen in tijden van stress liever een zachte en warm aanvoelende surrogaatmoeder zonder voedsel dan een surrogaatmoeder van ijzerdraad met voedsel. Het zoeken naar veiligheid en bescherming uitte zich bij de ganzenkuikens in het vermogen om meebewogen te zijn19 met de beweging van moedergans of de laarzen van Lorenz. Eenzelfde soort principe zien we ook bij de mens. Ook wij hebben een aangeboren vermogen om beweging op te merken. Bijvoorbeeld wanneer een onverwachte beweging ons doet schrikken of zelfs doet opspringen om te vluchten. Dit vermogen is in het licht van overleven gezien zeer zeker nuttig en noodzakelijk. Hechtingsgedrag en gehechtheidsrelatie Bowlby was geïnteresseerd in het gedrag van mens en dier dat zichtbaar wordt in periodes van dreiging, gevaar, ziekte of stress en noemde dit hechtingsgedrag. Dit gedrag heeft tot doel om de nabijheid van de hechtingsfiguur te bewerkstelligen. Het heeft vele vormen en is in verschillende situaties steeds weer anders. Bij baby’s en peuters is dat gedrag bijvoorbeeld te herkennen als huilen, vastklampen, achternalopen/ kruipen, maar ook lachen en vocaliseren roepen hechtingsgedrag op bij de ouder. Het hechtingsgedrag van de ouder heeft eveneens vele vormen en is gericht op het troosten van het kind, nabijheid en bescherming bieden en de stress verminderen. Het gaat hier om de fysieke binding tussen ouder en kind en de balans tussen afstand en nabijheid van elkaar. Uit deze fysieke binding ontstaat een emotionele binding wat vervolgens een hechtingsrelatie wordt genoemd. Kwaliteit van de gehechtheidsrelatie Terwijl Bowlby zich in de jaren ’60 tot ’80 van de vorige eeuw vooral bezighield met de theorievorming van hechting en onderzocht hoe alle observaties en concepten in dit kader ondergebracht konden worden, richtte zijn collega Mary Ainsworth zich meer op de inhoudelijke kant van gehechtheidsrelaties. Zij was benieuwd of er verschillen 18 Zie originele filmfragmenten van Lorenz en zijn volgende ganzenkuikens op YouTube (Lorenz, 2015). 19 Het verschil tussen meebewegen en meebewogen zijn zit in het intentionele karakter ervan. Meebewegen is gebaseerd op een doelbewuste inzet, ‘ik beweeg met je mee’. Meebewogen zijn is iets van de innerlijke toestand, het lichaam dat als ‘vanzelf’ meebeweegt met een beweging in de omgeving. Meebewegen doe je en meebewogen raken/ zijn overkomt je. 1C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw