90 1C Ontwikkeling van het Zelf Evenals John Bowlby (1907-1990) was Daniel Stern (1934-2012) psychiater en daarnaast psychoanalyticus. Zijn interesse voor de ontwikkelingspsychologie werd gewekt door zijn werkzaamheden als psychoanalyticus en de gesprekken die hij met zijn cliënten had. De verklaringen voor hun hedendaagse problemen werden volgens psychoanalytische traditie gezocht in de geschiedenis van de cliënt en zo mogelijk in de vroegste jeugd. De wijze waarop dit gedaan werd was door met de cliënt retroperspectief het verhaal van de kindertijd te reconstrueren en te onderzoeken welke aspecten daarvan nu nog hun invloed doen gelden. In tal van verhalen en bij verschillende personen kwamen steeds dezelfde aspecten naar boven die van invloed bleken te zijn, namelijk de ervaringen in de eerste maanden en jaren na de geboorte. Tegelijk bleef de weg verborgen waarop deze vroege levensfasen konden uitgroeien tot zo’n divers palet aan ontwikkelings- en psychiatrische stoornissen. In de ontwikkelingspsychologie werd echter de omgekeerde weg bewandeld. Daar werden juist de ontwikkelingen in de vroege kindertijd bestudeerd. Stern raakte gefascineerd door de instrumenten en onderzoekstechnieken die daar toegepast werden. Hij besloot om deze twee lijnen te combineren, de klinisch benadering en observaties van ouder-kind interacties in de pre-verbale periode. Hij werd gemotiveerd door ethologen die een wetenschappelijke benadering boden voor de observaties van non-verbaal gedrag. Al deze paden leidden tot de publicatie van het boek ‘The Interpersonal world of the infant’ (1985/2000). Hierin beschrijft Stern op unieke wijze hoe een kind zich ontwikkelt tot een uniek persoon en hoe de verbinding met de ander tot stand komt. Hoe ontstaat een ‘zelf’ en hoe ontstaat het besef dat er een ander is, daar gaan we de komende paragrafen bij stilstaan. In hoofdstuk 1a hebben we in de paragraaf over ‘zelfbegrip’ reeds aandacht besteed aan het concept ‘zelf’. We hebben gezegd dat het ‘zelf’ de combinatie is van fysieke en psychologische eigenschappen, dat uniek is voor ieder individu. Daarnaast is uitgelegd dat de ontwikkeling van het zelf reeds ontstaat in de pre-verbale periode, waarin nog niet gesproken kan worden over een bewustzijn over het zelf. Het zelf bestaat slechts in ‘een gewaarzijn’21. In de uitgave van 1985 onderscheidt Stern vier fasen in de ontwikkeling van het zelf over een periode van 0 tot 15 maanden: gewaarzijn van een ontluikend zelf, gewaarzijn van een geheel zelf, gewaarzijn van een (inter)subjectief zelf en gewaarzijn van een verbaal zelf. Het gaat om een gelaagd model, waarbij alle fasen elkaar een voor een opvolgen, elk domein een leven lang actief blijft en dynamisch interacteert met de andere domeinen. Geen enkele fase verdwijnt of wordt ontmanteld zoals bij sommige stadiatheorieën het geval is. In de uitgave van 2000 neemt Stern echter afstand van de 21 In het boek wordt gesproken over Sense of Self, dit is hier vertaald als gewaarzijn van zelf (Rutten-Saris, 1990).
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw