Sonja Graafstal en Carine Heijligers

92 1C Afbeelding 1c.2 De Ontwikkeling van het Zelf volgens Stern (2000) Noot. Illustratie bewerkt door W. de Muijnck, 2020. Gewaarzijn van een ontluikend zelf De eerste fase van de ontwikkeling van het zelf is die van het ontluikend zelf. Het centrale thema van deze fase is die van een organisme in wording. Het proces staat centraal waarin een pasgeborene zichzelf gaat ervaren als een ‘levend wezen’. Het gaat in deze fase dus niet om het product of de uitkomst. Dat impliceert een vorm van bewustzijn om gewaar te kunnen zijn, terwijl er geen sprake kan zijn van een bewustzijn zoals dat gebruikt wordt in de psychologie, waar met bewustzijn het vermogen om te kunnen reflecteren op zichzelf wordt bedoeld, zie ook hoofdstuk 1a. Om dit toe te lichten beroept Stern (1985/2000) zich op het werk van mensen zoals Varela et al. (1993), die zich bezig hebben gehouden met de studie naar een belichaamde geest (embodied mind). Een strikt onderscheid tussen lichaam en geest wordt in deze studies niet langer gemaakt. Men onderscheidt een primaire vorm van bewustzijn dat niet reflectief en niet verbaal van aard is en slechts het huidige moment van het nu duurt. Met alle mentale acties (zoals herinneren, perceptie en cognitie) gaat een interne toestand van het lichaam gepaard zoals het op dat moment is. Er is een specifiek opwindingsniveau, een bepaalde spierspanning, een specifiek activatieniveau en een gevoel van welbehagen of onbehagen dat gepaard gaat met een bepaalde mentale actie. Al deze lichamelijke signalen worden door Damasio (2003) de ‘background

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw