Sonja Graafstal en Carine Heijligers

93 RELATIONEEL ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF feelings’ of achtergrondgevoelens genoemd. Het gaat om aangename of onaangename gevoelens die zich op de achtergrond afspelen, zonder dat men zich dat heel bewust is, maar die de persoon wel in beweging zetten om bijvoorbeeld een eind te maken aan het onaangename gevoel. In het geval van een baby kunnen we denken aan huilen als het honger heeft. Daarnaast is er de input die het lichaam krijgt als de persoon iets doet of wil zoals bij het bewegen met het hoofd of de ogen of bij het veranderen van lichaamshouding of bij het samentrekken en ontspannen van de spieren, ook wel bekend als proprioceptische feedback. Het lichaam is nooit niets aan het doen. Tenslotte is er aandacht voor ‘iets’, dat iets kan een letterlijk voorwerp zijn zoals een bal, maar ook een interne pijn of een speen in de mond of een gedachte. Primair bewustzijn is volgens Stern dus het moment waarop een baby de lichamelijke signalen ervaart die samenvallen met dat waar de aandacht is zoals bijvoorbeeld bij drinken uit de borst. Gewaarzijn van een geheel-zelf Het ‘gewaarzijn van een geheel-zelf’ ontstaat in het contact met de ander direct vanaf de geboorte (en mogelijk al daarvoor). De studies van Meltzoff en Moore (1977), waarin te zien is hoe pasgeborenen, volwassenen die hun tong uitstaken, imiteerden wijzen in die richting. Of dit een effect is van imitatie en de werking van een aangeboren systeem van spiegelneuronen of een bijproduct van een verhoogd opwindingsniveau zoals Susan Jones (2009) beargumenteert, laten we voor nu rusten. Voor de lezer die geïnteresseerd is in deze discussie verwijzen wij naar Jones (2009), die een boeiend betoog houdt over het ontstaan van imitatie en het al dan niet aangeboren vermogen ervan en een dynamisch systemisch perspectief biedt op dit fenomeen. Voor de bespreking van het ‘geheel-zelf’ is het voldoende om te weten dat het waarnemen van de ander zichtbaar is vanaf de geboorte. De ontwikkeling van het geheel-zelf valt uiteen in twee onderdelen, het gewaarzijn van een geheel-zelf en het gewaarzijn van een geheel-zelf-met-de-ander. Dit is een kunstmatige opdeling want ze zijn de keerzijden van dezelfde medaille. Wanneer we voorbeelden geven van de ontwikkeling van een geheel-zelf is het ervaren van de ander daarmee automatisch verweven. Het is juist dankzij de wisselwerking tussen beiden dat het verschil tussen jezelf en de ander wordt ervaren en het zelf zich kan ontwikkelen. Op welke manier zou een baby zichzelf als een geheel-zelf kunnen ervaren, op welke manier ervaart de baby dan een geheel-zelf-met-de ander? Wat is daarvoor nodig? Stern reikt drie verschillende aspecten aan die hiermee te maken hebben en die apart zullen worden toegelicht. Dit zijn a) zelf-agency, in de zin van baas zijn over je eigen acties en geen baas zijn over die van anderen; b) zelf-coherentie, het hebben van een gevoel van fysieke heelheid en de grenzen voelen van je lichaam; c) zelf-continuïteit, een gewaarzijn 1C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw