Sonja Graafstal en Carine Heijligers

97 RELATIONEEL ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF worden. Naast gedragingen die te maken hebben met hechting en veiligheid, is het gebied van ‘wij-gebeurtenissen’ uiteraard veel groter. De ouder kan ook gevoelens van enthousiasme met het kind beleven, of verwondering om een speelgoedje dat geluid geeft. De eerder genoemde balans tussen exploreren en zoeken naar bescherming en veiligheid kunnen we dankzij Stern verfijnen in een balans waarin aan de ene kant het ‘zelf’ en aan de andere kant het ‘wij’ centraal staat. Het ‘wij’ is hierin niet langer voorbehouden aan het zoeken van veiligheid en bescherming, maar aan alle momenten waarop een gevoelsintensiteit of opwindingsniveau samen gedeeld worden. Aan de kant van het ‘zelf’ kunnen we de term exploreren verfijnen door het woord autonomie22 te gebruiken. De ontwikkeling van het zelf gaat immers verder dan het verkennen van de omgeving. Het omvat de ontwikkeling van eigenheid, de ego-ontwikkeling en het ervaren dat je een geheel-zelf bent. Het gevoel van samenzijn met iemand noemt Stern een van de meest krachtige ervaringen van het sociale leven. Dit gevoel kan ook opgeroepen worden in de afwezigheid van de betreffende persoon. We zien dit in voorbeelden na het overlijden van een persoon, waarop de achterblijvers nog steeds de aanwezigheid van de ander kunnen ervaren. Of een luchtiger voorbeeld, wanneer iemand verliefd is, ook dan kan de ander als een constante aanwezigheid worden ervaren, waardoor alledaagse bezigheden een nieuwe kleur en glans krijgen. Binnen de gehechtheidstheorie wordt dit de representatie van de ouder genoemd. De afwezige ouder kan toch troostend zijn, als het kind zich de ervaring van de geborgenheid van de ouder voor de geest haalt. Het transitioneel object23 is het instrument dat deze verbeelding materialiseert. De knuffel representeert de moeder bij haar afwezigheid. Deze vorm van ‘wij’ is de opmaat voor het uitwisselen van gedachten, gevoelens en intenties, de fase van het ontstaan van intersubjectiviteit. In de volgende sectie zullen we hier bij stilstaan. Gewaarzijn van het intersubjectief zelf Tussen de zeven en negen maanden ontstaat, volgens Stern, de mogelijkheid om psychische ervaringen te delen met de ander. De baby leert gaandeweg welke interne toestanden wel of niet gedeeld kunnen worden met de ander. Deze interne toestanden zijn onder te verdelen in ‘delen van aandacht’, ‘delen van intenties’ en ‘delen van gemoedstoestanden’. Belangrijk om op te merken is, zeker wanneer we aspecten van 22 Het begrip autonomie staat in dit verband voor het ontwikkelen van eigenheid. In het volgende hoofdstuk nemen we afscheid van dit begrip aangezien het voor onze methode niet adequaat genoeg is. Autonomie kan namelijk de suggestie wekken dat iemand losgezongen is van de omgeving en van anderen en dat is niet wat we met de term beogen, daarom zullen we vanaf Hoofdstuk 4 verder gaan met de term ‘onderscheid’ en dit daar ook verder toelichten. 23 Transitioneel object is van oorsprong een psychoanalytische term geïntroduceerd door D.W. Winnicott (Winnicott, 1971). Wij gebruiken de term om te verwijzen naar de troostende en verbindende functie die een object kan hebben voor een jong kind zoals een tutlap, knuffel of willekeurig welk object. 1C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw