Sonja Graafstal en Carine Heijligers

98 1C deze theorie gaan toepassen in de praktijk, dat het vermogen om interne toestanden te kunnen delen met de ander voortbouwt op de ervaringen om verschil te ervaren in fysieke en lichamelijke toestanden van zichzelf en de ander dat ontstaan is in de fase van het geheel-zelf en geheel-zelf-met-de-ander. Hieruit groeit de ervaring van ‘wij’ en verschilt deze ervaring van ‘ik’. Delen van aandacht Het delen van aandacht wordt prominent zichtbaar vanaf een maand of negen. We zien de ouder naar iets wijzen en de baby is in staat om los te komen van de hand van de moeder en de richting te volgen van haar wijzende vinger. Bij het object aangekomen kijkt de baby terug naar moeder om te zien of het inderdaad het bedoelde voorwerp heeft bereikt met zijn blik. Hetzelfde gebeurt wanneer de baby naar iets wijst en zich vervolgens naar de ouder richt om te zien of zij ook richting het object kijkt. Dit kan ook ontstaan wanneer de ouder zonder te wijzen alleen maar kijkt naar het voorwerp en de baby haar blik volgt zoals uit de studie van Scaife en Bruner (1975) blijkt. De blik van de baby richt zich dus afwisselend van het voorwerp naar de ouder, kennelijk omdat het in staat is iets af te lezen van het gezicht van de ouder en/of omdat de ouder in woord en geluid duidelijk maakt dat zij inderdaad dat object bedoelt. Wat dit voorbeeld heel mooi zichtbaar maakt is dat zowel ouder als kind elkaar kunnen volgen in kijkrichting en dat beiden een initiatief kunnen nemen in het vestigen van de aandacht op een interessant object. Delen van intenties Bij het delen van intenties gaat het om het kunnen uitwisselen van wensen zoals bijvoorbeeld het willen hebben van een koekje dat de ouder voor de baby houdt. De baby gebruikt alle signalen die het tot zijn beschikking heeft zoals reiken naar het koekje, handpalmen geopend en afwisselend kijken naar de ouder en het koekje onder het slaken van kreten als ‘Eh, Eh, Eh’. Deze zichtbare gedragingen impliceren dat de baby een vorm van begrip heeft en dat de ouder in staat is om de intentie van de baby te begrijpen en te vervullen. Delen van gemoedstoestanden Zojuist is bij joint attention al even genoemd dat de baby kennelijk in staat is om aan het gezicht van de ouder waar te nemen of zij allebei hetzelfde object bedoelen. Studies naar het herkennen van gevoelens bevestigen deze hypothese. Het meest bekende voorbeeld hiervan is de studie van onder andere Sorce et al. (1985) naar het fenomeen ‘social referencing’, sociaal refereren. Baby’s van een jaar oud werden verleid om een aantrekkelijk speeltje te komen halen aan de overkant van een ‘visuele afgrond’ (een ogenschijnlijke, maar niet bestaande diepte in het parcours dat de baby moest afleggen). De baby, onzeker of het deze route wel kan nemen, kijkt naar het gezicht van moeder. Als moeder angstig kijkt dan kruipt de baby achteruit van de ‘afgrond’ vandaan. Terwijl als de moeder met plezier de baby aankijkt dan steekt het de ‘afgrond’ over om het

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw