Teun Remmers

216 | Samenvatting rondom de 21 deelnemende basisscholen in Zuid-Limburg. In deze studie werd allereerst gevonden dat kinderen actiever waren in schoolomgevingen met een hogere beweegvriendelijkheid. Deze relatie was het sterkst bij kinderen die binnen een straal van 800 meter van hun school woonden. Tijd-specifieke analyses lieten zien dat de invloed van de beweegvriendelijkheid het sterkst was in de tijdsperiode direct na school tot 18u. Deze studie toont bovendien aan dat de beweegvriendelijkheid van de schoolomgeving bijdraagt aan de hoeveelheid naschools beweeggedrag en geeft aanknopingspunten waar en wanneer beweegactiviteiten plaats kunnen vinden. Daarnaast hebben we in dit onderzoek toekomstige onderzoekers geadviseerd om kritisch te kijken in welke tijdsperiode en op welke locaties de relaties tussen omgeving en gedrag zich het sterkst manifesteren. In hoofdstuk 8 is een studie beschreven naar de relatie tussen onderdelen van de fysieke omgeving en naschools beweeggedrag van kinderen. Er zijn gegevens verzameld met behulp van accelerometers en GPS meters en er werden analyses uitgevoerd in het kader van het PHASE-kids project. Het beweeggedrag werd gemeten bij kinderen in groep acht van verschillende basisscholen in 's-Hertogenbosch. Een jaar later werden dezelfde kinderen opnieuw gemeten; nu in de eerste klas van het voorgezet onderwijs. Gebaseerd op gegevens van Global Positioning Systems (GPS meters) en Geografische Informatie Systemen (GIS gegevens) kon deze studie nog specifieker kijken naar contexten waarin naschools beweeggedrag plaatsvindt, bijvoorbeeld sport, fietsen, wandelen en buiten spelen. Omdat beweeggedrag na schooltijd wordt beïnvloed door meerdere omgevingen, is er in deze studie gekeken naar de gecombineerde thuisomgeving, schoolomgeving, en de omgeving rondom de dagelijkse route tussen school en huis. In deze studie hebben we gevonden dat naschools buiten spelen gerelateerd was aan omgevingen met meer groen (bijvoorbeeld struiken en gras), meer gebouwen, meer voetpaden en kleinere afstanden tussen school en huis. Daarnaast was naschools fietsen gerelateerd aan de aanwezigheid van meer fietspaden in de omgeving, meer sportterreinen, minder gebouwen, minder gras en minder voetpaden. Naschools wandelen was gerelateerd met meer agrarisch gebied in de omgeving, meer struiken, meer autowegen, meer voetpaden en kleinere afstanden tussen school en huis. Deze studie laat zien dat met behulp van objectieve accelerometer, GPS en GIS gegevens een beter beeld te verkrijgen is van omgevingskenmerken die een stimulerende invloed hebben op het naschools beweeggedrag van kinderen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw