Vincent de Leijster

220 waardeketen van het bedrijf. We vonden dat de koffieproductie significant afnam over de tijd nadat agroforestry was geïmplementeerd, maar dat dit niet resulteerde in lagere bruto of netto inkomsten. Dit is te verklaren door een afname in oogst- en verwerkingskosten en door een toename in inkomsten van andere producten zoals fruit en hout. De koffieproductie in agroforestry plantages was vooral lager dan monocultuur koffieplantages in plantages waar de bomen verspreid stonden terwijl er geen significante verschillen waren als de bomen in rijen stonden of in hagen rondom de plantage. Agroforestry plantages verkochten 30% van de totale waarde van hout, fruit en koolstof, terwijl 70% niet werd verkocht, maar voor eigen gebruik was of niet gebruikt werd. De totale waarde van co-producten, zowel verkocht als niet-verkocht, was het hoogst voor agroforestry plantages waar bomen verspreid stonden. Als laatste vonden we dat de economische resultaten het beste konden worden verklaard door plaagbestrijdingsmaatregelen, hoogteligging, plantage-grootte en keuze van de tussenhandelaar en dat eigenschappen van het kronendak significant minder belangrijk waren. We concludeerde dat agroforestry geïmplementeerd kan - en zou moeten - worden in Colombiaanse koffieplantages om milieuomstandigheden te verbeteren, omdat dit geen nadelig effect heeft op de winstgevendheid van het koffieproductiebedrijf. Verder is er een zeer grote onbenutte potentie om de winstgevendheid van agroforestry plantages verder te verbeteren door meer co-producten (hout, fruit en koolstof) te verhandelen. In Hoofdstuk 7 reflecteer ik op de uitkomsten van de empirische studies en beantwoord ik de centrale onderzoeksvragen. In relatie tot de eerste onderzoeksvraag heb ik gevonden dat de agro-ecologische systemen die ik bestudeerde een hogere ecologische waarde hebben dan de vergelijkbare conventionele systemen. De Hoofdstukken 3 en 5 laten zien dat de ecologische waarde verbeterde nadat agro-ecologische interventies waren gedaan in zowel amandel- als koffieplantages. Ik vond echter ook dat de meeste agro- ecologische maatregelen een aantal specifieke ecosysteemdiensten verbeteren en dat de vegetatiestructuur en het gewasbeheer van de plantage eveneens effect hebben op de ecosysteemdiensten. Ten tweede, heb ik in dit proefschrift bewijs geleverd dat ecosysteemdiensten niet-lineaire trajecten volgen. Deze trajecten kunnen een asymptotisch verloop laten zien (eerst snel dan langzaam) of sigmoïde (snel, langzaam, snel) als reactie op verandering in landgebruikspraktijk. De snelheid waarmee veranderingen plaatsvinden is voor vele ecosysteemdiensten afhankelijk vande vegetatiestructuur. Erosiemitigatiewordt bijvoorbeeld verbeterd door vegetatiebedekking, biodiversiteit is afhankelijk van habitatvoorziening en voedingsstoffen-beschikbaarheid voor de vegetatie, en uiteraard is ook koolstofvastlegging direct gerelateerd aan de groeisnelheid van vegetatie. Ik constateer dat deze verbanden tussen vegetatie en ecosysteemdiensten resulteren in relatief consistente vormen

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0