Femke Mathot

11 Summary and Dutch summary 191 Om de biologische verschillen tussen ongedifferentieerde en gedifferentieerde stamcellen voor en na het zaaien op gedecellulariseerde, allogene zenuwtransplantaten beter te begrijpen, werden in hoofdstuk 4 de genexpressie profielen van beide celtypes in kaart gebracht en met elkaar vergeleken. De genexpressie werd gekwantificeerd door middel van ‘quantitative polymerase chain reaction’ (qPCR) analyse van neurotrofe, angiogene, extracellulaire matrix en celproliferatie genen op meerdere tijdstippen na het bezaaien. De genexpressieprofielen van ongedifferentieerde en gedifferentieerde stamcellen veranderden significant na de blootstelling aan het oppervlak van de gedecellulariseerde zenuwtransplantaten. Ongedifferentieerde stamcellen toonden een toename in de expressie van neurotrofe (NGF, GDNF, PMP22), extracellulaire matrix (FBLN1, LAMB2) en celproliferatie genen (CCBN2) vanaf 7 dagen na het zaaien. Gedifferentieerde stamcellen toonden een verhoogde expressie van neurotrofe (NGF, GDNF, GAP43), angiogene (VEGF1-a), extracellulaire matrix (FBLN1) en celproliferatie genen (CASP3, CCNB2) in de eerste 72 uur na het zaaien. De beschreven interacties en verschillen tussen de celtypes suggereren dat beide type stamcellen een positief effect kunnen hebben op zenuw regeneratie, maar dat ze op verschillende manieren en tijdspunten effectief zijn. Vascularisatie wordt als essentieel geacht voor zenuwregeneratie omdat het regenererende axonen kan voorzien van de benodigde trofische factoren en als leidraad werkt voor de regeneratie richting. Adequate methodes om de hoeveelheid vascularisatie in zenuwen te kwantificeren ontbreken. Derhalve wordt in hoofdstuk 5 een techniek beschreven waarin de vascularisatie zowel in 2D (vascularisatie oppervlakte door middel van conventionele fotografie) als in 3D (vascularisatie volume door middel van ‘micro-computed tomography’, micro-CT) kan worden gekwantificeerd. Deze technieken worden geverifieerd met behulp van 12 autogene zenuwtransplantaten en 12 normale zenuwen. De beschreven technieken zijn makkelijk te reproduceren en faciliteren een objectieve beoordeling van de vascularisatie in zenuwen. In hoofdstuk 6 worden de in hoofdstuk 5 geverifieerde technieken gebruikt om het effect van ongedifferentieerde en gedifferentieerde stamcellen te analyseren betreffende de vascularisatie van zenuwtransplantaten. De vascularisatie van normale zenuwen, autologe zenuwtransplantaten, gedecellulariseerde allogene zenuwtransplantaten, en allogene zenuwtransplantatenbezaaidmet ongedifferentieerdeof gedifferentieerde stamcellenwerden met elkaar vergeleken 16 weken na de implementatie van de zenuwen in een rat-model. Onbezaaide allogene zenuwtransplantaten hadden een significant kleinere vascularisatie oppervlakte dan normale zenuwen en allogene zenuwen bezaaid met gedifferentieerde stamcellen. Ondanks een significante correlatie tussen het vasculaire oppervlakte en het vasculaire volume, werden er geen significante verschillen vastgesteld tussen de groepen wat betreft het vasculaire volume. Het vascularisatie-patroon van met stamcellen bezaaide zenuwtransplantaten was anders (uitgebreider maar minder georganiseerd) dan dat in autologe zenuwtransplantaten en normale zenuwen. In hoofdstuk 7 werd onderzocht of de hiervoor uiteengezette rationale van het gebruik van

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0