Darcy Ummels

166 | Addendum capaciteit en balans. Vervolgens wordt beschreven dat zorgprofessionals voornamelijk bij ouderen en mensen met een chronische aandoening de fysieke activiteiten meten. Fysieke activiteit kan worden gemeten door het gebruik van subjectieve meetinstrumenten (vragenlijsten en dagboeken) of objectieve meetinstrumenten (dubbel gelabeld water of indirecte calorimetrie). De voor ‐ en nadelen van deze meetinstrumenten worden verder besproken. Voortvloeiend uit de voor ‐ en nadelen van deze meetinstrumenten wordt beschreven dat activiteitenmeters een goed alternatief zijn om te gebruiken in de zorg. Activiteitenmeters worden al veel gebruikt buiten de zorg, door actieve mensen om bijvoorbeeld stappen, hartslag en calorieën te meten. Voordelen van activiteitenmeters zijn dat ze objectief en continue meten en ook gemakkelijk in gebruik kunnen zijn. Er zijn echter nog weinig studies gedaan naar de validiteit en hanteerbaarheid van activiteitenmeters bij mensen met een langzame loopsnelheid en/of afwijkend looppatroon en verminderde fysieke activiteit zoals bij ouderen of mensen met een chronische aandoening. Het hoofdstuk sluit af met de constatering activiteitenmeters nog nauwelijks worden gebruikt in de zorg. Daarnaast zijn er ook nog geen handreikingen of richtlijnen voor zorgprofessionals hoe ze activiteitenmeters kunnen gebruiken in hun dagelijkse zorg. Vanuit deze constatering worden het doel, de vraagstelling en de structuur van dit proefschrift beschreven. Hoofdstuk twee beschrijft een validatiestudie. Deze studie onderzocht de validiteit van negen (in 2016) commercieel verkrijgbare activiteitenmeters bij 130 patiënten met een chronische aandoening die fysiotherapie ontvangen. De geselecteerde activiteiten ‐ meters waren de Accupedo (Corusen LLC), Activ8 (Remedy Distribution Ltd), Digi ‐ Walker CW ‐ 700 (Yamax), Fitbit Flex (Fitbit inc), Lumoback (Lumo Bodytech), Moves (ProtoGeo Oy), Fitbit One (Fitbit inc), UP24 (Jawbone), and Walking Style X (Omron Healthcare Europe BV). De deelnemers droegen steeds minimaal twee activiteitenmeters terwijl ze een gestandaardiseerd activiteiten protocol met diverse algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) uitvoerden. De activiteiten bestonden bijvoorbeeld uit stofzuigen of lopen met een boodschappentas. De uitvoering van het protocol is opgenomen met een videocamera en het aantal stappen op de video ‐ opnames werd geteld door de onderzoekers (gouden standaard). Het aantal stappen gemeten met de activiteitenmeters werd vergeleken met het werkelijk aantal uitgevoerde stappen. De validiteit van de activiteitenmeters werd geanalyseerd door gebruik te maken van correlatiecoëfficiënten, t ‐ testen, scatterplots en Bland ‐ Altman plots. Het bleek dat bij alle activiteitenmeters de samenhang (correlatie) tussen het aantal stappen van de activiteitenmeters en het aantal stappen op de video opnames laag was (tussen de ‐ 0.02 en 0.33). Alle activiteitenmeters behalve de Fitbit One, hadden een significante systematische afwijking van de gouden standaard. Dat houdt in dat alle

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0