Darcy Ummels

Samenvatting | 167 S activiteitenmeters tijdens ADL activiteiten altijd anders (meer of minder) meten dat het werkelijk aantal stappen. De scatter ‐ en Bland ‐ Altman plots lieten een grote spreiding in scores zien met een gemiddelde onderschatting van het aantal stappen voor alle activiteitenmeters behalve de Activ8, deze had een gemiddelde overschatting van het aantal stappen. Deze studie laat zien dat de validiteit van negen commercieel verkrijgbare activiteitenmeters laag is bij het meten van stappen tijdens ADL activiteiten bij patiënten met een chronische aandoening die fysiotherapie ontvangen. Hoofdstuk drie beschrijft de ervaringen van ouderen met een chronische aandoening die in behandeling waren bij een fysiotherapeut met het gebruik van commercieel verkrijgbare activiteitenmeters. De geselecteerde activiteitenmeters waren dezelfde als in hoofdstuk 2. Aan deze kwalitatieve studie deden negenentwintig ouderen met een chronische aandoening mee. Elke deelnemer droeg minstens één activiteitenmeter gedurende twee tot acht weken. In individuele interviews en een focusgroep interview is gevraagd naar hun ervaringen met de activiteitenmeters. Aan de hand van een framework werden de ervaringen geanalyseerd (deductief en inductief). Het framework was opgesteld, op basis van de literatuur en een expertpanel. Het framework bestond uit acht categorieën: aankoop, instructie, eigenschappen, correct functioneren, data delen, privacy, gebruik en interesse in feedback. De deelnemers gaven aan dat de activiteitenmeter(s) hen motiveerde om actiever te zijn, maar ervaarden het standaard stappendoel (10.000) als te hoog en de activiteitenmeter als te complex. Deelnemers gaven aan dat ze meer begeleiding van hun fysiotherapeut nodig hebben om de activiteitenmeters optimaal te kunnen gebruiken zowel tijdens de behandelingen als daarbuiten. Daarnaast ervaarden de deelnemers soms technische problemen met de activiteitenmeters. Ze waren bereid de data delen met de fysiotherapeut en om maximaal vijftig euro uit te geven aan een activiteitenmeter. Deze studie laat dus zien dat als activiteitenmeters ingebed worden in de fysiotherapie er meer aandacht moet zijn voor integratie van de activiteitenmeter in de behandeling, voor interpretatie van de data en voor het instellen van de activiteitenmeter voor en met de patiënt. Daarnaast gaf de studie inzicht in belangrijke concepten over hanteerbaarheid voor mensen met een chronische aandoening bij gebruik van activiteitenmeters. Hoofdstuk vier presenteert de resultaten van een studie met twee doelen: 1) het (door)ontwikkelen van een userinterface van een bestaande activiteitenmeter (de MOX) samen met thuiswonende ouderen met of zonder chronische aandoening en 2) het inventariseren van het gebruik en de ervaringen van thuiswonende ouderen met of zonder chronische aandoening met de doorontwikkelde activiteitenmeter de Meten Is Super Simple (MISS) activity. Om de userinterface te ontwikkelen werd de double

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0