Darcy Ummels

Samenvatting | 169 S correlatiecoëfficiënten waren respectievelijk 0,55, 0,91 en 0,92 in vergelijking met de gouden standaard. De MOX Annegran , de activPAL en de Fitbit Alta HR hadden allen hogere absolute fout percentages en lagere correlaties voor alle variabelen. De geoptimaliseerde parameter instellingen van het algoritme van de MISS activity kan het aantal stappen en fysieke activiteit beter (meer valide) meten gedurende ADL activiteiten bij ouderen met of zonder chronische aandoening in vergelijking met de drie vergelijkende algoritmes. In hoofdstuk zes werd de MISS Activity geïntegreerd in de dagelijkse zorg. Dit onderzoek had twee doelen 1) het ondersteunen van zorgprofessionals en patiënten bij het implementeren van een activiteitenmeter in hun dagelijkse handelen, waarbij het klinisch redeneren klinisch redeneren van zorgprofessionals en de patiëntbetrokkenheid worden ondersteund, 2) kennis opdoen rondom het implementatie proces van activiteitenmeters in de zorg. Deze studie werd uitgevoerd in een gespecialiseerde GGZ ‐ instelling voor mensen met ernstige somatisch symptoomstoornis (wervelkolomgericht met pijn). Zorgprofessionals (psychosomatisch therapeuten) en de patiënten participeerden in een actieonderzoek. Dit actieonderzoek werd gebruikt zodat de psychosomatisch therapeuten en de patiënten tijd hadden om de activiteitenmeter uit te proberen in de dagelijkse zorg. Daarna konden ze hun ervaringen delen en op basis van deze ervaringen na gaan hoe en wanneer ze de activiteitenmeter het beste kunnen inzetten en dit vervolgens weer kunnen uitproberen en evalueren. Als startpunt is een concept handleiding ontwikkeld die de therapeuten gedurende het onderzoek op basis van hun ervaringen aangepast hebben. De data collectie is uitgevoerd door middel van geluidsopnamen van de gesprekken over fysieke activiteit in combinatie met de activiteitenmeter tijdens de therapiesessies, reflectiesessies met de therapeuten en semigestructureerde individuele interviews met de patiënten. De geluidsopnamen werden geanalyseerd door middel van een directed content analyse, gebaseerd op het framework van hoofdstuk drie. In totaal hebben drie therapeuten en elf patiënten deelgenomen. Achtentwintig gesprekken gedurende de therapiesessies, vier reflectie sessies en elf semigestructureerde interviews zijn opgenomen in drie iteratie cycli. Gedurende de iteraties hebben de therapeuten de handleiding verder aangepast en daarbij gebruik gemaakt van hun theoretisch denkkader (het Pijngevolgen model) en hun klinisch redeneren. In de handleiding en het bijbehorend stroomdiagram staat beschreven voor welke patiënten het gebruik van activiteitenmeters geschikt en minder geschikt is, welke er doelen er gesteld kunnen worden met een activiteitenmeter, hoe de doelen kunnen worden toegepast op de patiënt en hoe de data besproken kan worden. Om tot deze resultaten te komen en voldoende reflectie en diepgang te bereiken hadden de therapeuten aanzienlijke ondersteuning nodig van het

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0