Josephine van Dongen
Dutch summary/Nederlandse samenvatting 210 werkzaamheidonder gezondea termeenprematuur geborenzuigelingen,werdeenconservatieve vaccineffectiviteit van 60-80% verwacht. In het RIVAR project werd het humaan rotavirus vaccin (HRV, Rotarix, GSK Biological SA, België) gebruikt. Door de gevaccineerde en ongevaccineerde cohor t deelnemers aan de RIVAR studie onderling te vergelijken konden we de rotavirusvaccin effectiviteit voor zuigelingen met een medische risico aandoening bepalen ( hoofdstuk 4 ). In tegenstelling tot de eerdere onderzoeken, was HRV minder beschermend tegen ernstige rotavirus AGE (vaccin effectiviteit 30%; 95% betrouwbaarheidsinterval (BHI) -36;65%) in deze studie, en er werd geen impact op rotavirus ziekenhuisopnames geobserveerd. Omdat de geobserveerde aantallen laag waren, en een groot deel van de AGE episoden niet op rotavirus waren getest, werd een post-hoc analyse gedaan voor AGE ongeacht oorzaak en rotavirus AGE ongeacht ernst. Dit leverde vergelijkbare en niet significante uitkomsten. Samenvattend suggereren de resultaten dat de werking van rotavirusvaccinatie minimaal is in zuigelingen met een medische risicofactor. De bovengrens van het 95% betrouwbaarheidsinterval was 65% in onze studie. Dat wijkt substantieel af van de gemiddelde waarden van 90% effectiviteit die doorgaans voor gezonde zuigelingen worden gevonden in hoog-inkomen landen, waarbij de ondergrens van de 95% betrouwbaarheidsin¬tervallen 76-84% is. Daarom concludeerden we dat de HRV effectiviteit beduidend lager is in risico kinderen en onderstreept deze bevinding het belang van risicogroep specifiek onderzoek. Ook is er gekeken naar het voorkomen van bijwerkingen bij kinderen met een medische risico aandoening na rotavirusvaccinatie.We vonden dat ernstige bijwerkingen, geduid als mogelijke vaccinreacties, met een voorkomen van 0.25 per 100 toegediende vaccindoses, vaker optraden dan eerder was beschreven voor de populatie zuigelingen met een medische risico aandoening ( hoofdstuk 5 ).De meerderheid van de bijwerkingen waren gastro-intestinaal van aard.Mogelijke causaliteit was gebaseerd op de tijdsrelatie met HRV toediening en biologische plausibiliteit wat betreft de pathofysiologie.Globaal werden er meer (gastro-intestinale) bijwerkingen gemeld voor gevaccineerde premature zuigelingen vergeleken met ongevaccineerden (relatieve risico 1.07, 95% BHI 1.04;1.10). In de kleine groep van 27 zuigelingen geboren na een zwangerschapsduur van minder dan 27 weken, die ondanks hun kor te amenorroeduur off-label gevaccineerd waren, werd rotavirusvaccinatie goed verdragen en waren geen veiligheidssignalen. De effectiviteits- en veiligheidsresultaten gezamenlijk beschouwend, adviseren wij dat zorgverleners de risico’s en voordelen van rotavirusvaccinatie voor kinderen met een medische risico aandoening steeds per individuele casus afwegen. Eveneens hebben we onderzocht of rotavirusvaccinatie gunstige niet-specifieke effecten veroorzaakt ( hoofdstuk 6 ). Levend-verzwakte vaccins, zoals HRV, worden geassocieerd met positieve niet-specifieke effecten. Dit fenomeen wordt toegeschreven aan getrainde immuniteit, een vaccin geïnduceerde modificatie van het aangeboren immuunsysteem dat het risico op
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0