151751-Najiba-Chargi

444 CHAPTER 22 Naast operatieve behandeling worden hoofd-halskankerpatiënten, met name degenen met een lokaal gevorderde tumor, behandeld met (chemo- of bio) radiotherapie. Daarom pre - senteert Deel III van dit proefschrift de predictieve en prognostische impact van een lage skeletspiermassa bij hoofd-halskankerpatiënten die behandeld worden met (chemo- of bio) radiotherapie. Hoofdstuk 10 presenteert een onderzoek bij 343 patiënten met lokaal gevor - derd hoofd-hals plaveiselcelcarcinoom die werden behandeld met concurrente chemoradio- therapie met het middel cisplatinum. De predictieve waarde van een lage skeletspiermassa voor cisplatinum dosis-limiterende toxiciteit werd onderzocht. Dosis-limiterende toxiciteit werd gedefinieerd als elke toxiciteit die resulteerde in een cisplatinum dosisverlaging≥ 50%, een vertraging van de behandeling met ≥4 dagen of een stopzetting van de behandeling na de eerste of tweede cyclus van cisplatinum. De meerderheid van deze patiënten had vóór de behandeling een lage skeletspiermassa (58%), ook ondervond een groot percentage van de patiënten (44,9%) dosis-limiterende toxiciteit. Een lage skeletspiermassa was een predictieve factor voor cisplatinumdosis-limiterende toxiciteit (HR 1,8, p <0,05). Hoofdstuk 11 presenteert een onderzoek bij 156 patiënten met lokaal gevorderd hoofd-hals plaveiselcelcarcinoom die werden behandeld met concurrent chemoradiotherapie met het middel cisplatinum in een ander centrum, namelijk het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis te Amsterdam. In dit cohort werd ook de predictieve impact van een lage skeletspiermassa op de dosis-limiterende tox- iciteit van cisplatinum onderzocht. Een vergelijkbaar percentage van de patiënten (54,9%) werd gediagnosticeerdmet een lage skeletspiermassa. De voorgeschreven cumulatieve dosis cisplatinum bij chemoradiotherapie is 300 mg/m 2 , voor dit cohort werd de dosis-limiterende toxiciteit van cisplatinum gedefinieerd als elke toxiciteit die resulteert in het ontvangen van een cumulatieve dosis cisplatinum van minder dan 200 mg/m 2 . Op basis van deze definitie ervaarde 24,2% van de patiënten dosis-limiterende toxiciteit voor cisplatinum, dit percentage ligt lager dan het onderzoek gepresenteerd in Hoofdstuk 10, dit komt mede door een andere definitie van dosis-limiterende toxiciteit. Nochtans was ook in dit cohort een lage skeletspi - ermassa een significante voorspeller (HR 4,0, p <0,05) voor cisplatinum dosis-limiterende toxiciteit. Niet alle patiënten met een lokaal gevorderde tumor in het hoofd-halsgebied is fysiek in staat om concurrente cisplatinum-gebaseerde chemoradiotherapie te ondergaan, voornamelijk vanwege co-morbiditeit zoals vaatziekten en nieraandoeningen. Hoofdstuk 12 presenteert daarom een studie bij 91 cisplatinum-ongeschikte patiënten die cetuximab-gebaseerde bioradiotherapie ondergingen om de predictieve impact van lage skeletspiermassa voor dosis-limiterende toxiciteit in deze groep patiënten met hoofd-hals plaveiselcelcarcinoom te evalueren. Een hoger percentage patiënten met een lage skeletspi - ermassa (74,7%) werd gevonden in deze studie vergeleken met de cisplatinum-fitte patiënten beschreven in Hoofdstuk 10 en 11 (respectievelijk 58% en 54,9%). Hoewel eerdere studies een predictieve impact van lage skeletspiermassa voor cisplatinumdosis-limiterende toxiciteit van cisplatinum toonden, kon geen predictieve impact van lage skeletspiermassa voor cetuximab dosis-limiterende toxiciteit (OR 0,83, p = 0,74) worden gevonden. Omde bevindingen in Hoofd - stuk 10-12 te evalueren, werd een systematische review en meta-analyse uitgevoerd naar de predictieve impact van lage skeletspiermassa op de toxiciteit van oncolytica bij alle soorten

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0