Yoeri Bemelmans

Chapter 12 182 operatie. In hoofdstuk 3 worden de resultaten weergegeven van een perioperatief tranexaminezuur protocol voor heup- en knieprothese operaties. In een cohort van 5205 patiënten, welke preoperatief (oraal) en perioperatief (intraveneus) tranexaminezuur kregen toegediend, werd een bloedtransfusie percentage van 0.9% gevonden, afgezet tegen een transfusie percentage die in de huidige literatuur zelfs oploopt tot 20%. Verschillende klinische factoren waren statistisch significant verschillend tussen getransfundeerde en niet-getransfundeerde patiënten (o.a. leeftijd, body-mass index, American Society of Anaesthesiologists score, duur van de operatie, type prothese, geschat bloedverlies, perioperatieve hemoglobinegehalte en ligduur). Er werd een lage incidentie van trombo-embolische events (o.a. diep veneuze trombose/longembolie) gezien. Een van de meest gerapporteerde redenen voor een verlengde ziekenhuis opname, is postoperatieve pijn. Protocollen waarin het gebruik van opiaten beperkt wordt, zijn opgesteld om postoperatieve pijn te verminderen zonder de nadelige bijwerkingen van opioïden (o.a. PONV). Dit maakt mede een vroegtijdige mobilisatie na de operatie mogelijk en bespoedigt het ontslag. Lokale infiltratie anesthesie (LIA) in knieprothese chirurgie is een van de meest effectieve methoden om direct postoperatieve pijn te verminderen. Verschillende methodieken zijn beschreven met een verscheidenheid aan analgetica in de injectievloeistof. Hoofdstuk 4 presenteert de resultaten van een gerandomiseerde klinische trial over het effect van adrenaline in deze injectievloeistof. Er werden twee groepen vergeleken (ropivacaïne met en zonder toevoeging van adrenaline). De postoperatieve pijn scores waren niet verschillend tussen beide groepen, evenals het postoperatieve gebruik van opiaten. Concluderend kunnen we zeggen dat adrenaline niet bijdraagd aan de effectiviteit van LIA met ropivacaïne bij knieprotheses, en dus niet toegevoegd hoeft te worden aan de LIA injectievloeistof. Postoperatieve urineretentie is een veelvoorkomende complicatie na een heup- of knieprothese operatie. Een bladder scan protocol zorgt voor een adequate monitoring van urine volume en, in geval van urineretentie, vroegtijdige behandeling. Hoofdstuk 5 beschrijft een retrospectieve studiewaarbij de resultaten van de implementatie van een bladder scan protocol, in een cohort van 803 heup- of knieprothese patiënten. Een lage incidentie (12.9%) van urineretenties werd gevonden in deze populatie. Verschillende patiënt karakteristiekenwerden geanalyseerd. Patiëntenmet een blaasvolume vanmeer dan 200ml direct na de operatie zijn ‘at risk’ voor de ontwikkeling van postoperatieve urineretentie. Deel 2 van dit proefschrift richt zich op de verdere uitwerking van dagbehandeling voor heup- en knieprothese operaties, waarbij de focus ligt op veiligheid en effectiviteit.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0