Joost Peerbooms

148 Chapter 10 Hoofdstuk 7 beschrijft een gerandomiseerde klinische studie bij patiënten met fasciitis plantaris (hielspoor). In totaal werden 115 patiënten met fasciitis plantaris gerandomiseerd in een PRP-groep ( n = 63) of een corticosteroïd-groep ( n = 52). De primaire analyse omvatte de FFI Pain score. Secundaire uitkomstmaten waren de FFI Activity, FFI Disability, AOFAS-score en de WHOQOL-BREF. 73% patiënten in de PRP- groep en 69% van de patiënten in de corticosteroïd-groep voltooide het onderzoek. Na 1 jaar follow-up liet de PRP-groep een significant lagere pijnscore zien dan de corticosteroïd-groep (gemiddeld verschil, 14,4; 95% CI, 3,2-25,6). Het aantal patiënten met een verbetering van ten minste 25% in hun FFI Pain score tussen aanvang en de follow-up na 1 jaar, verschilde significant tussen de groepen. Van de 46 patiënten in de PRP-groep verbeterden 39 patiënten (84,4%) hun pijnscore met minstens 25%, terwijl slechts 20 patiënten (55,6%) in de corticosteroïd-groep een dergelijke verbetering vertoonden ( P = .003). De PRP-groep vertoonde ook significant lagere FFI-Disability score dan de corticosteroïd-groep (gemiddeld verschil, 12,0; 95% CI, 2,3-21,6). Behandeling van chronische fasciitis plantaris met PRP lijkt een beter effect te hebben dan de behandeling met corticosteroïden ten aanzien van de pijn en de functie. In hoofdstuk 8 worden de uitkomsten van ons PRP-onderzoek uiteengezet om zodoende de positie van PRP-toepassingen bij de behandeling van een aantal musculoskeletale aandoeningen te evalueren. Op basis van de studies die in dit proefschrift worden gepresenteerd, is onze conclusie dat een PRP-injectie een beter effect heeft dan een corticosteroïden-injectie bij chronische tenniselleboog en fasciitis plantaris. Dit is echter geen bewijs voor een positief effect van PRP-injecties. Negatieve effecten van injecties met corticosteroïden zijn bekend. Derhalve vertekent het negatieve effect van injecties met corticosteroïden de effectiviteit van een PRP-injectie. In toekomstige studies bevelen wij daarom een echte controle-groep aan. De afgelopen decennia heeft PRP een plaats veroverd in de orthopedische chirurgie en sportgeneeskunde. Tot nu toe waren onderzoeken met betrekking tot PRP echter vaak van beperkte kwaliteit. Wij raden aan dat elke toekomstige studie een gedetailleerde, nauwkeurige en stapsgewijze beschrijving geeft van het PRP-bereidingsprotocol. Bovendien moet bij alle patiënten een gestandaardiseerd revalidatieprotocol worden gebruikt om uniformiteit na injectie te creëren. Beide stappen zullen leiden tot een betere vergelijking van toekomstige studies en zullen betere informatie geven over het werkelijke potentieel van PRP. Toekomstige studies dienen ook bijwerkingen, patiënttevredenheid, kosteneffectiviteit en kwaliteit van leven als primaire uitkomsten te beschouwen.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0