Rick Schreurs

157 Samenvatting SAMENVATTING Pacemakertherapie wordt gebruikt om het normale hartritme van patiënten in stand te houden en om de pompfunctie van het hart te verbeteren. Dit proefschrift richt zich vooral op dat laatste. De meest bekende toepassing is cardiale resynchronisatie therapie (CRT) ter behandeling van geleidingsstoornissen van het hart zoals linkerbundeltakblok (LBTB). Bij een LBTB knijpt eerst de rechterkamer en daarna pas de linkerkamer terwijl de kamers normaal synchroon knijpen. Hierdoor wordt de pompfunctie van het hart minder efficiënt. LBTB wordt op het hartfilmpje gekarakteriseerd door een verlengde QRS-duur (>130ms). CRT zorgt er met een pacemaker voor dat de kamers weer tegelijkertijd samenknijpen, waardoor de knijpkracht beter wordt en er meer bloed rond gepompt kan worden. Er is echter nog maar weinig bekend over de mogelijkheid om ook patiënten met een eerstegraads AV-blok te behandelen met pacemaker therapie. Bij een eerstegraads AV- blok is er een vertraging (>200ms) tussen de activatie van de boezems (atria) en kamers (ventrikels), waardoor de vulling van het hart verminderd wordt en er een terugstroom kan optreden van bloed over de kleppen tussen de boezems en de kamers. Dit heeft als gevolg dat het hart minder bloed kan uitpompen. Het onderzoek dat in dit proefschrift beschreven wordt heeft twee hoofddoelstellingen. Het eerste doel is om te onderzoeken of pacemakertherapie de functie van het hart van patiënten met een eerstegraads AV-blok kan verbeteren. Het tweede doel is om te verkennen hoe we de optimalisatie van de pacemaker instellingen kunnen verbeteren. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de ideale (optimale) tijd tussen de activatie van de boezems en de kamers. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de functie van de linkerkamer, maar ook naar de rechterkamer, omdat het uiteindelijk de functie van beide kamers is die de kwaliteit van de bloedsomloop bepalen. In hoofdstuk 2 beginnen we met een overzicht van de literatuur over de elektrofysiologische en de hemodynamische veranderingen (de eigenschappen van de bloedstroom in het hart- en vaatstelsel) die optreden tijdens CRT bij zowel dieren als patiënten. Zoals gezegd, leidt LBTB tot een asynchrone elektrische activatie van de linker- en rechterkamer (dyssynchronie tussen de kamers) en veroorzaakt daardoor een inefficiënte samentrekking met een verlaagd hartminuutvolume (de hoeveelheid bloed die het hart per minuut pompt). Door de kamers tegelijkertijd te pacen wordt deze elektrische dyssynchronie vermindert wat resulteert in een acute verbetering van het slagvolume (de hoeveelheid bloed die wordt uitgepompt) en toegenomen knijpkracht van de linkerkamer (LV dP/dt max ). Tot slot wordt het belang van het instellen van de optimale vertraging tussen de boezems en kamers (AV-interval) en tussen de kamers onderling (VV-interval) besproken. Het doel van hoofdstuk 3 is om te onderzoeken welk effect het herstellen van het interval tussen de activatie van de boezems en kamers bij een eerstegraads AV-blok heeft. Dit onderzoek is een combinatie van dierproeven, computermodellen en een patiëntenstudie. S

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0