Timo Soeterik

182 NEDERLANDSE SAMENVATTING DEEL III. RELATIE TUSSEN ZENUWSPARING EN POSITIEVE SNIJVLAKKEN Wanneer ter behandeling van prostaatkanker de prostaat operatief wordt verwijderd, kan er voor gekozen worden om de zenuwbundels die aan weerszijden van de prostaat lopen, intact te laten. Het “sparen” van deze zenuwen is mogelijk niet zonder risico. Doordat de zenuwen aan weerszijden vlak langs de prostaat lopen, wordt er dicht op de prostaat geopereerd en bestaat er de kans dat de tumor niet volledig wordt verwijderd; resulterend in een “positief” snijvlak. Het niet volledig verwijderen van de tumor kan ertoe leiden dat er vervolgbehandeling nodig is. In de overgrote meerderheid van de uitgevoerde wetenschappelijke onderzoeken, waarin de associatie tussen zenuwsparing en positieve snijvlakken werd onderzocht, werd geconcludeerd dat zenuwsparing niét geassocieerd was met een verhoogd risico op positieve snijvlakken. Deze contra-intuïtieve conclusie kan echter veroorzaakt worden door beperkingen in de methodologie van deze studies. In hoofdstuk 5 beschrijven we de resultaten van een uitgebreide analyse van de associatie tussen zenuwsparing en positieve snijvlakken, waarin een groot aantal factoren werden meegenomen. In de studie waarin data van 2574 patiënten uit vier ziekenhuizen werden geanalyseerd, observeerden wij dat zenuwsparing wél geassocieerd was met een anderhalf keer hóger risico op een positief snijvlak, vergeleken met een niet-zenuwsparende procedure. Onze studieresultaten trekken de klassieke suggestie, namelijk dat het sparen van zenuwen niet geassocieerd is met een verhoogd risico op positieve snijvlakken, in twijfel. Deze bevinding is relevant voor de klinische praktijk, aangezien patiënten en behandelend urologen zich bewust moeten zijn van het feit dat een zenuwsparende operatieve prostaatverwijdering wel degelijk gepaard kan gaan met verhoogd risico op positieve snijvlakken. Een accurate preoperatieve evaluatie van het tumorstadium is derhalve cruciaal om te verzekeren dat zenuwsparing veilig kan worden verricht. DEEL IV. IMPLEMENTATIE VAN MRI IN KLINISCHE PREDICTIEMODELLEN Aangezien MRI het potentieel heeft om het voorspellende vermogen van predictiemodellen te verbeteren, moet worden geëvalueerd of opname van MRI-informatie in bestaande predictiemodellen in combinatie met traditionele kenmerken zoals PSA en biopt gegevens, de voorspelling van lokale uitbreiding van de tumor buiten de prostaat kan verbeteren. Martini en collega’s hebben een nomogram met gebruik van MRI-informatie ontwikkeld en geconcludeerd dat dit kan leiden tot een betrouwbare voorspelling van lokale tumoruitbreiding buiten de prostaat. Om te bepalen of dit nomogram veilig kan worden toegepast in andere ziekenhuispopulaties, hebben we de nauwkeurigheid van dit predictiemodel getoetst met behulp van data van patiënten met prostaatkanker die zijn geopereerd in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen (Hoofdstuk 6). Hoewel de evaluatie een goed discriminerend vermogen liet zien (het vermogen om een patiënt zónder tumoruitbreiding te onderscheiden van een patiënt mét tumoruitbreiding),

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0