15289-s-bos

160 | Appendices echoapparaat wat wij gebruikten in onze onderzoeken (inter-device variatie). De belangrijkste bevindingen waren dat de intra-observer, inter-observer en intra-device variatie klein was en dat de resultaten van het door ons gebruikte echoapparaat reproduceerbaar en daarmee betrouwbaar zijn. Vervolgens heb ik in hoofdstuk 3 onderzocht of beeldvorming van de carotiden middels echografie, door het meten van de aanwezigheid van carotis plaques en de IMT van de carotiden (C-IMT), geschikt is om in met lipidenverlagende medicatie behandelde FH patiënten te bepalen welke patiënten een hoger risico op HVZ hebben. Dit heb ik gedaan door de echografie uitslagen van FH-patiënten die langdurig behandeld werden met lipidenverlagende medicatie te vergelijken met gezonde controles. Hieruit bleek dat de er geen verschil bestond tussen de groep FH patiënten en de gezonde controles in de C-IMT en percentage mensen met carotis plaques. In een aantal van de FH patiënten was er tevens een CTCA beschikbaar. De uitslagen van de echografie resultaten en de CTCA lieten zien dat de aanwezigheid van carotis plaques, maar niet C-IMT verband, hield met de hoeveelheid coronair calcificatie op CTCA. Deze uitkomsten impliceren dat 1) de behandeling met lipidenverlagende medicatie in FH patiënten zo succesvol is dat er qua halsslagader echo geen verschil meer is tussen gezonde mensen zonder FH en 2) dat van de halsslagader metingen niet C-IMT maar plaques in de carotiden van belang kunnen zijn om het resterende risico in statine-behandelde FH patiënten te bepalen. Bijna alle patiënten met homozygote FH ontwikkelen versneld aortaklepsclerose (AoVC) en dit is naast coronarialijden de belangrijkste oorzaak van voortijdige dood in deze groep. Bij heterozygote FH-patiënten (heFH) is het echter niet bekend of AoVC vaker voorkomt in vergelijking met niet-FH-patiënten. In hoofdstuk 4 laten we zien dat AoVC meer voorkomt bij asymptomatische FH patiënten dan in controles die geen FH hebben. Bij heFH patiënten was de prevalentie van AoVC het hoogst bij FH patiënten met een LDL-receptor negatieve mutatie (zonder LDL-receptor restfunctie) die de hoogste onbehandelde LDL-C waardes hebben in vergelijking met FH patiënten met een LDL-receptor defecte mutatie die nog enige LDL-receptor restfunctie hebben. Dit suggereert een causale rol van LDL-C bij het ontstaan van aortaklep verkalking. Hiermee heb ik vastgesteld dat de gezondheid van heFH-patiënten niet alleen bedreigd wordt door ‘klassieke’ atherosclerotische HVZ maar ook zeker door de versnelde ontwikkeling van AoVC. Klinisch is dit belangrijk omdat statine therapie het risico op HVZ aanzienlijk kan verminderen, maar geen effect meer lijkt te hebben als er al AoVC is opgetreden en dit zich verder kan ontwikkelen naar aortaklep stenose, wat een levensbedreigende aandoening kan zijn. Deze resultaten geven aan 1) het beter is om op jonge leeftijd al te

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw