15315-wolbert

Samenvatting 115 Er zijn vier onderzoeksvragen geformuleerd die bijdragen aan het beantwoorden van de hoofdvraag: • Wat zijn de karakteristieke kenmerken van het concept ‘menselijk floreren’ ( human flourishing ), in het bijzonder als ideaal doel van onderwijs en opvoeding? • Wat voor soort theorie zou theorie over opvoeding tot floreren moeten zijn? • Hoe kunnen we het existentiële risico dat ouders nemen in de opvoeding begrijpen in relatie tot (streven naar) floreren? • Welke houding moeten ouders aannemen ten opzichte van het toekomstige floreren van hun kinderen? In hoofdstuk 2 wordt de eerste onderzoeksvraag besproken. In dit hoofdstuk wordt vastgesteld dat er steeds meer geschreven wordt over floreren, en dat floreren door theoretisch pedagogen wordt verdedigd als ideaal doel van opvoeding en onderwijs. Als dit wordt verdedigd, dan moet eerst worden nagegaan wat precies wordt bedoeld met het begrip ‘menselijk floreren’ ( human flourishing ). Er zijn vijf formele criteria gevonden die karakteristiek zijn voor het concept floreren, en waar alle concepties van floreren aan dienen te voldoen: (1) floreren wordt gezien als iets dat intrinsiek waardevol is; (2) het gaat over het actualiseren van het menselijk potentieel; (2a) floreren gaat altijd over een compleet leven (zowel chronologisch als in de zin dat het zich uitstrekt over alle domeinen van een leven); (2b) het is een ‘dynamische staat van zijn’; en tenslotte (2c) het concept impliceert dat er objectief goede dingen zijn; zowel menselijke capaciteiten die objectief goed zijn als externe goede dingen (bijvoorbeeld een goede gezondheid, een veilig thuis) die mensen nodig hebben om een goed leven te kunnen leiden. Deze kenmerken kunnen worden gebruikt om bijvoorbeeld floreren te onderscheiden van (subjectief) geluk of andere aanverwante termen. Er kan ook worden gekeken of in een bepaalde tekst bijv. de termen ‘menselijk welzijn’ en floreren hetzelfde aanduiden of niet. De populariteit van floreren verdedigd als overkoepelend doel van onderwijs lijkt te maken te hebben met een heersende onvrede over het huidige onderwijs. Een veel gehoorde klacht is dat het op scholen te veel gaat over ‘efficiëntie’ en ‘effectiviteit’, en dat een economische (technocratische) manier van denken en praten over onderwijs overheerst. Een ‘goede’ school binnen zo’n discours verwijst dan naar een school waar de meeste leerlingen een (hoog) diploma halen. Opvoedingsfilosofen willen liever ethische vragen stellen over ‘goed’ onderwijs: wat is er nu echt belangrijk in het leven? En als dat ‘het leiden van een florerend leven’ is, wat is dan echt belangrijk om kinderen thuis en op school bij te brengen? Niet alleen hoe ze hun examens halen,

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw