15315-wolbert

Samenvatting 117 deze actualiteit. In het voorbeeld van het klaslokaal zou dit betekenen dat de theorie begint bij de dagelijkse praktijk waarin er leerlingen zijn die naar dat klaslokaal komen die niet ontbeten hebben, wiens persoonlijke of thuissituatie hun motivatie voor of interesse in school overschaduwt, en waar de docenten onder hoge werkdruk staan. De prangende vraag is dan hoe de docent met deze omstandigheden zou moeten omgaan, en wat ideaal zou zijn gegeven deze actuele omstandigheden. In hoofdstuk 4 verandert het perspectief van het reflecteren op (vormen van) theorie naar het vergelijken van theorie met de ‘echte’ praktijken die daarin beschreven worden. Er wordt niet zozeer besproken wat de rol van theorie is ten opzichte van de praktijk, maar er wordt een aspect van de praktijk van het ouderschap beschreven en er wordt nagegaan welke implicaties dit aspect heeft of zou moeten hebben voor de theorie. Er wordt beargumenteerd dat opvoeding altijd een waagstuk impliceert; het nemen van een existentieel risico. De Duitse pedagoog Otto Friedrich Bollnow maakt een onderscheid tussen iets proberen en een (vermijdbaar) risico nemen aan de ene kant, en het nemen van een existentieel risico aan de andere kant. Een waagstuk ( Wagnis ) impliceert dat diegene die het neemt zichzelf op het spel zet, wat bij een ‘gewoon’ risico niet zo is. Bollnow’s beschrijving van een waagstuk draagt op drie manieren bij aan ons begrip van opvoeden in relatie tot (het streven naar) een florerend leven. Ten eerste draagt het bij aan het begrijpen van opvoeding als een inherent onzekere onderneming, omdat het duidelijk maakt dat ouders zich er niet van kunnen verzekeren dat het kind wordt wat zij ervan hadden willen maken. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat als mislukt wat de ouders in gedachten hadden met hun opvoeding, het kind daardoor ook niet floreren zal of kan, maar het betekent wel dat het streven van ouders naar een florerend leven voor hun kinderen als een waagstuk gezien moet worden. Maar streven naar floreren kan ook als een waagstuk gezien worden in bredere zin. Als ouders dit ideaal nastreven kunnen er allerlei soorten dingen gebeuren buiten hun controle om (inclusief in hun opvoeding, maar niet uitsluitend), omdat floreren, zoals gezegd, voor een significant deel afhangt van ‘het lot’. Daarom kan streven naar floreren, om die reden alleen, ook worden getypeerd als een waagstuk. Ten tweede draagt Bollnow’s gebruik van het begrip Wagnis ook bij aan ons begrip van de manier waarop het concept ‘risico’ wordt gebruikt in pedagogische theorie, empirisch onderzoek, en beleid. In tegenstelling tot de manier waarop ‘risico’ normaliter wordt gebruikt – namelijk om iets aan te duiden wat onwenselijk is en vermeden moet worden – is er ook een opvatting van risico (als waagstuk) waarvan we kunnen zeggen dat dit onvermijdelijk is in opvoeding en onderwijs; het is namelijk inherent aan ouderschap (en ook aan docentschap) dat degene die opvoedt zich zo verbindt aan de opvoeding dat diegene zichzelf op het spel zet. Het is goed om deze twee vormen in een pedagogisch discours te onderscheiden. Ten derde, het idee van

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw