Lisette van Dam

Chapter 14 204 echografie verricht om een recidief uit te sluiten of aan te tonen, gevolgd door MRDTI-onderzoek als echografie geen uitsluitsel geeft. De diagnostiek van armvene trombose wordt bemoeilijkt door de anatomische ligging van de armvenen, onder meer doordat een deel van de diepe venen in de thoraxholte ligt. Daarnaast is een goede diagnose met compressie-echografie vaak niet mogelijk door overliggende anatomische structuren in de schouder, zoals de clavicula. MR-NCTI is mogelijk een accuraat diagnostisch onderzoek in deze situatie zonder de invasieve eigenschappen van (CT-)venografie. Uit een eerdere analyse is gebleken dat zowel MRDTI als T1-weighted Turbo Spin-echo Spectral Attenuated Inversion Recovery , dat ook een MR-NCTI sequentie betreft, acute trombose in drie patiënten met armvene trombose heeft kunnen vaststellen. In Hoofdstuk 5 zijn de resultaten van de Selene studie beschreven, waarin de diagnostische accuratesse van MR-NCTI voor de diagnose van armvene trombose is onderzocht. Deze studie liet zien dat MR-NCTI een sensitiviteit van 93% (95%-BI: 78-99%) en specificiteit van 100% (95%-BI: 88-100%) heeft, met daarbij een goede overeenstemming tussen onafhankelijke beoordelaars. Deze techniek lijkt daardoor een waardevol beeldvormend onderzoek bij verdenking op armvene trombose als echografie geen uitsluitsel geeft. Differentiatie tussen acute en chronische trombose is ook van groot belang in de diagnostiek van vena portae trombose (VPT), omdat huidige richtlijnen een verschillend antistollingsbeleid adviseren voor patiënten met een acute of chronische trombose. Dit is echter niet altijd mogelijk met de huidige beeldvormende technieken, waaronder doppler echografie, CT-venografie en MRI; dit geldt vooral in het geval van een georganiseerde non-occlusieve chronische trombose zonder tekenen van caverneuze transformatie in de levervenen. Omdat met MR-NCTI onderscheid kan worden gemaakt tussen acute en chronische trombose bij een DVT in het been, was de hypothese dat dit ook mogelijk zou moeten zijn bij een DVT in de buikvenen. In Hoofdstuk 6 wordt de eerste fase van de Rhea studie beschreven, waarin de meest optimale MR-NCTI sequenties voor de diagnostiek van VPT worden geëvalueerd. Resultaten van deze studie lieten zien dat een VPT met driedimensionale (3D) T1 Turbo Field Echo en 3D T1 Dixon Fast Field Echo kan worden vastgesteld en dat onderscheid kan worden gemaakt tussen acute en chronische VPT. Deze twee MR-NCTI sequenties zullen daarom in de tweede fase van de Rhea studie worden onderzocht voor het differentiëren tussen acute en chronische VPT.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0