Lisette van Dam

Nederlandse samenvatting 14 205 De diagnostiek van cerebrale vene trombose (CVT) kan lastig zijn door de complexe anatomische variatie van de diepe cerebrale venen en veneuze sinussen. Digitale substractie-angiografie was vroeger de diagnostische standaard voor CVT, maar wordt tegenwoordig zelden toegepast omdat dit een invasief onderzoek is. In Hoofdstuk 7 wordt een overzicht getoond van de relevante publicaties over de diagnostische waarde van de beschikbare beeldvormende technieken voor de diagnostiek vanCVT, inclusief CT, CT-venografie enMRI. Hoewel grotediagnostische studies van hoge kwalitatieve waarde ontbreken, is gebleken dat beeldvorming na toediening van intraveneus contrast nauwkeuriger is dan beeldvorming zonder contrastvloeistoftoediening. Daarnaast bleek dat zowel CT-venografie als MRI na contrastvloeistoftoediening beide adequaat zijn voor de diagnostiek van CVT. Uit eerdere studies bleek dat MR-NCTI ook accuraat is voor het vaststellen van CVT. Daarmee lijkt MR-NCTI mogelijk van toegevoegde waarde voor de diagnostiek van CVT in complexe omstandigheden, zoals bij een vermoeden van een recidief CVT of bij patiënten bij wie de veneuze sinussen zijn aangetast door hersentumoren of na intracraniële chirurgie. In Hoofdstuk 8 wordt een casus beschreven van een 52-jarige vrouw die zich met milde hoofdpijnklachten en wazig zicht presenteerde op de Spoedeisende hulp, en bij wie een acute CVT aanwezig werd vermoed. In de voorgeschiedenis had zij een craniotomie gehad voor het verwijderen van een rechtszijdig pariëto-occipitaal meningioom. CT en MR-venografie toonden contrastuitsparingen in de superior sagittale sinus en beide transversale sinussen, verdacht voor trombose, maar hieruit bleef onbekendof dit een acute of chronische trombose betrof. Een acute CVT werd vervolgens uitgesloten, omdat geen hoog signaal, passend bij acute trombose, te zien was op de MR-NCTI. Hierop werd de antistollingsbehandeling gestaakt en geconcludeerd dat de contrastuitsparing hoogstwaarschijnlijk een chronische CVT of restafwijking van meningioomweefsel betrof. De MRI-scan in het vervolgonderzoek vertoonde geen nieuwe afwijkingen en er vonden geen complicaties plaats gedurende de volgende 12 maanden. In Hoofstuk 9 wordt een casus beschreven waarin acute trombose in een patiënt met een aorta trombose werd uitgesloten door middel van MRDTI. Het betrof een 43-jarige man, bekend met ernstige hypertensie en nierfalen, die al maanden buikpijnklachten had. CT-angiografie liet een uitgebreide wandtrombose in een abdominaal aorta aneurysma zien. Aangezien het onduidelijk was of het ging om een acute of chronische trombose en de artsen terughoudend waren om antistollingsbehandeling te starten gezien het hoge bloedingsrisico, werd de patiënt verwezen voor een MRDTI-scan. Deze scan sloot een acute trombose uit, waarop werd besloten geen behandeling met antistolling te starten. Dit zijn de

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0