Jordy van Sambeeck

Nederlandse samenvatting 10 165 Hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 presenteren de resultaten van ons onderzoek naar complicaties van respectievelijk de zelf-centrerende tuberositas osteotomie en de V-vormige tuberositas osteotomie. Het percentage ernstige complicaties (fractuur, pseudoartrose) direct gerelateerd aan de chirurgische procedure in een cohort van 447 patiënten met 529 operaties was 1,7% voor de zelf-centrerende tuberositas osteotomie. Drie patiënten ontwikkelden een pseudoartrose, bij twee patiënten ontstond een fractuur. Voor de V-vormige tuberositas osteotomie was het percentage ernstige complicaties 2,0% in een cohort van 203 patiënten en 263 operaties. Bij twee patiënten ontstond een fractuur in het postoperatieve beloop en één patiënt ontwikkelde een pseudoartrose. Beide technieken van tuberositas osteotomie hebben dus een laag risico op de ernstige complicaties zoals pseudoartrose (maximaal 0,6%) of fractuur (maximaal 0,8%). We concluderen dan ook dat beide technieken veilig zijn met betrekking tot het risico op deze complicaties en geen van deze technieken superieur is ten opzichte van de ander vanwege het complicatierisico. De keuze voor het type techniek kan gebaseerd worden op het doel van de operatie. Als er alleen een tuberositas distalisatie nodig is, zijn beide technieken goede opties. Als er ook (of alleen) een indicatie is voor tuberositas medialisatie heeft de zelf-centrerende techniek de voorkeur. Hoofdstuk 5 presenteert de resultaten van onderzoek naar de leeftijd ten tijde van de operatie (een laterale facet ophogende trochlea osteotomie) en de correlatie daarvan met patiënt gerapporteerde uitkomsten in een cohort van 113 patiënten met 125 operatieve procedures. Multivariabele regressieanalyse toonde een correlatie tussen hogere leeftijd ten tijde van de operatie met pijn in rust bij een gemiddelde follow-up van 6 jaar. De klinische relevantie van het verschil in pijnscore lijkt echter beperkt. Leeftijd ten tijde van operatie had geen correlatie met andere uitkomstmaten. In Hoofdstuk 6 zijn de resultaten van de laterale facet ophogende trochlea osteotomie op lange termijn onderzocht. Er vond een herevaluatie plaats van een cohort van 17 patiënten met een minimale follow-up van 12 jaar, de gemiddelde follow-up duur was 14,3 jaar. De door de patiënt gerapporteerde uitkomstmaten waren niet verslechterd ten opzichte van 2 jaar na de operatie. Vier patiënten hadden een re-luxatie van de patella. Op de röntgenfoto’s werd een toename van kenmerken van patellofemorale en tibiofemorale artrose gevonden, maar dit was beperkt tot de lagere gradaties op de Iwano- en Kellgren Lawrence-schaal. Door ontwikkelingen in de ligamentaire chirurgie en de opkomst van andere type trochlea osteotomieën is de indicatie voor de laterale facet ophogende trochlea osteotomie de laatste jaren beperkter geworden. Patiënten met recidiverende patellaluxaties met onderliggend trochleadysplasie zonder bump, maar met een convexe en korte proximale trochlea, kunnen geschikte kandidaten zijn voor deze operatie. Aangevuld met een mediaal patellofemoraal ligament (MPFL)-

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0