Suzanne de Bruijn
324 Chapter 7 een kandidaatgen voor recessief overervende retinitis pigmentosa (RP), maar tot dusverre ontbrak het aan voldoende bewijs. De nieuwe pathogene KIAA1549 -varianten beschreven in dit hoofdstuk leverden aanvullend bewijs voor de associatie van KIAA1549 met RP. Tevens werd met behulp van RNA-analyses de expressie van KIAA1549 in de humane retina bevestigd en werd er een retina-specifiek transcript geïdentificeerd. Daarnaast werd ook immuunhistochemie uitgevoerd op retina coupes van de muis, waarmee aanwezigheid van het KIAA1549-eiwit werd aangetoond in het “connecting cilium” van de fotoreceptoren en in de buitenste plexiforme laag. Samenvattend kan gesteld worden dat bevestigd is dat KIAA1549 varianten ten grondslag kunnen liggen aan RP. In hoofdstuk 3 werd het genetische defect onderzocht dat de slechthorendheid type DFNA21 veroorzaakt. DFNA21 is een vorm van dominant overervende slechthorendheid die met name op volwassen leeftijd ontstaat. Genetische diagnostiek van slechthorendheid bij volwassenen is zeer complex vanwege de grotere invloed van omgevingsfactoren. Deze factoren kunnen het overervingspatroon maskeren in families met deze vorm van slechthorendheid, waardoor de identificatie van mogelijke genetische oorzaken wordt belemmerd. DFNA21 is hiervan een duidelijk voorbeeld. De locatie van het onderliggend genetisch defect van DFNA21, de zogenaamde DFNA21-locus, was al eerder bepaald, en is gelegen op chromosoom 6. In het verleden konden geen mogelijk pathogene varianten worden geïdentificeerd binnen deze locus. In hoofdstuk 3.1 werd WES uitgevoerd om alle coderende regio’s van het genoom te screenen op mogelijk pathogene varianten. Een in-frame deletie in het RIPOR2 -gen, gelegen op 0,9 Mb afstand van de DFNA21-locus, werd geïdentificeerd. Analyses lieten zien dat de locus in het verleden niet correct was bepaald vanwege de aanwezigheid van verschillende fenokopieën en genokopieën binnen de DFNA21- familie. De geïdentificeerde RIPOR2 -variant werd vervolgens nog gevonden in 11 andere Nederlandse families waarvan verschillende familieleden op volwassen leeftijd gediagnosticeerd zijn met een dominant overervende vorm van slechthorendheid. Analyse van de expressie van het RIPOR2-eiwit in haarcellen uit de cochlea van muizen bevestigden een functioneel effect van de RIPOR2 -variant. Een afwijkende lokalisatie van mutant RIPOR2-eiwit werd waargenomen in de stereocilia van deze haarcellen. Daarnaast konden morfologische defecten in RIPOR2-deficiente haarcellen niet worden hersteld met behulp van het mutant-eiwit, maar wel met wildtype-eiwit. Op basis van allelfrequenties in verschillende populaties wordt geschat dat de in-frame deletie in RIPOR2 de meest voorkomende oorzaak van erfelijke slechthorendheid bij volwassen is binnen Noordwest-Europa. Wereldwijd lopen mogelijk meer dan 30.000 personen het risico om slechthorend te worden als gevolg van deze variant. Dit was de aanleiding om de mogelijkheden te onderzoeken voor het ontwikkelen van een genetische
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0