Suzanne de Bruijn

325 Summary therapie voor DFNA21, zoals beschreven is in hoofdstuk 3.2. Gebaseerd op het zeer waarschijnlijke niet-haploïnsufficiëntie ziektemechanisme van de variant, werden allel- specifieke RNase H1-afhankelijke antisense oligonucleotiden (AONs) ontworpen en getest op hun vermogen om de expressie van mutant-RIPOR2 te onderdrukken. Er werd een kandidaat-AON geïdentificeerd die in staat is om efficiënt en specifiek de niveaus van het mutant-transcript te verlagen. Dit werd bepaald in zowel cellen gekweekt uit huidbiopten van DFNA21-patiënten als in het HEK293T celmodel. Op basis van deze resultaten kunnen de volgende stappen in het ontwikkelen van een therapie voor DFNA21 worden geïnitieerd, waaronder de validatie van de kandidaat-AON in een diermodel. Ondanks de successen die behaald zijnmetWES, zoals blijkt uit de resultaten beschreven in hoofdstuk2 en 3 ,blijfteenvandebelangrijkenadelenvanWEShetbeperktevermogen om structurele varianten te detecteren. In hoofdstuk 4 werd genoomsequencing (WGS) uitgevoerd nadat het niet gelukt was om met behulp vanWES het onderliggend genetisch defect voor RP type 17 (RP17) te identificeren. In 22 niet-verwante families met een dominante vorm van RP werden 8 verschillende structurele veranderingen (o.a. tandemduplicaties, duplicatie-inversies en een triplicatie) gevonden. Al deze structurele varianten zijn (ten dele) gelegen in de RP17-locus op chromosoom 17. Geen van de genen die betrokken zijn bij de structurele varianten waren al eerder geassocieerd met RP. Om deze reden was het onderliggende pathogene mechanisme niet meteen duidelijk. Om het ziektemechanisme verder te ontrafelen werd de 3D-organisatie van de chromosomen onderzocht in netvliesorganoids. Door het 3D-landschap in wildtype cellen en cellen afkomstig van RP17-patiënten te vergelijken, kon een verstoring in de chromosoomorganisatie worden waargenomen. Deze verstoring heeft tot gevolg dat nieuwe contacten gevormd kunnen worden tussen enhancer- en promoter-elementen, wat uiteindelijk leidt tot een ectopische en mogelijk toxische expressie van het GDPD1 - gen. Dit gen komt normaalgesproken niet tot expressie in de cellen van het netvlies. De verhoogde expressie van dit gen werd bevestigd met behulp van RNA-analyses van gedifferentieerde stamcellen (fotoreceptor voorlopercellen en netvliesorganoids) die gekweekt werden uit huidbiopten van patiënten. Op basis van deze resultaten werd geconcludeerd dat de reorganisatie van de betreffende chromosomale regio en de daaropvolgende verhoogde expressie van GDPD1 hoogstwaarschijnlijk de oorzaak is van RP17. Het werk in dit hoofdstuk beschrijft zowel het genetisch defect van deze netvliesaandoening als een nieuw ziektemechanisme: de verhoogde, toxische expressie van een gen. Niet alle patiënten kunnen genetisch worden verklaard na toepassing van WES of WGS. Een groot aantal patiënten met gehoorverlies, een uni- of bilateraal vergroot

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0