Maayke Hunfeld

265 Summary/samenvatting Samenvatting Een doel van dit proefschrift was het onderzoeken van de huidige gang van zaken omtrent het stellen van een neurologische prognose na het doormaken van een hartstilstand op de kinderleeftijd. Een ander doel was de korte en lange termijn uitkomsten op neurologisch en cognitief vlak onderzoeken bij kinderen die een hartstilstand hebben gehad buiten het ziekenhuis en hierna opgenomen zijn op de Intensive Care voor Kinderen (ICK) in het Erasmus MC Sophia kinderziekenhuis in Rotterdam. Dit is prospectief en longitudinaal uitgevoerd, met herhaalde en gevalideerde meetinstrumenten. In hoofdstuk 2 is de literatuur van de afgelopen 20 jaar samengevat over de voorspellende waarde van neuromonitoring modaliteiten bij comateuze kinderen, kort na een hartstilstand. Er is gekeken naar neurologisch onderzoek, routine elektro-encefalogram (EEG), continu EEG (cEEG), transcraniële doppler (TCD), Magnetic Resonance Imaging (MRI) en computer tomografie (CT) hersenen, plasma biomarkers, Somato Sensory Evoked Potential (SSEP) en brainstem auditory evoked potentials (BAEP). Zeven en twintig studies voldeden aan de inclusiecriteria en zijn beoordeeld. Wij concludeerden dat de precieze rol van neuromonitoring modaliteiten onduidelijk is, omdat tot op heden geen enkele test 100% betrouwbaar is. Dit betekent dat de neuromonitoring modaliteiten met extreme voorzichtigheid geïnterpreteerd dienen te worden binnen de context van de klinische neurologische status van de individuele patiënt. In hoofdstuk 3 worden de resultaten gepresenteerd van een internationale enquête. Het doel van deze enquête was de huidige gang van zaken te beschrijven binnen Europese afdelingen Intensive Care Kinderen (ICKs) ten aanzien van de neurologische prognose stelling in comateuze kinderen na een hartstilstand. Er werd in het bijzonder gekeken naar de methodes en testen die gebruikt werden, op welk tijdstip na de hartstilstand, en naar beslissingen rondom het al dan niet staken van een behandeling. De enquêtewerd verzonden naar leden van de European Paediatric Neurology Society (EPNS) en de European Society of Paediatric and Neonatal Intensive Care (ESPNIC). Honderd acht respondenten, met name kinderintensivisten en kinderneurologen, afkomstig uit 23 landen en 45 ICKs, hebben de enquête (deels) ingevuld. Slechts 1 land bleek een nationale richtlijn te hebben betreffende neurologische prognose stelling na hartstilstand bij kinderen. Neurologisch onderzoek (Glasgow Coma Score (GCS) en hersenstamreflexen), MRI en EEG werden als meest nuttig beschouwd om de neurologische uitkomst vast te stellen, maar de daadwerkelijke toepassing en timing hiervan waren wisselend. De definitie van een slechte uitkomst verschilde tussen de respondenten. 9

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0