Birgitta Versluijs

184 10 Immuun gemedieerde longziekte na SCT verschillende organen. De incidentie van longproblemen is vrij hoog (tot wel 45%), maar exacte getallen zijn moeilijk te geven. Dit hangt immers af van de manier van onderzoe- ken. Gaat het om zelf gerapporteerde klachten, om afwijkende longfunctietesten, om ge- objectiveerde klachten of om sterfte als gevolg van een longprobleem? Bij het bestuderen van de literatuur blijkt er vooral schade op te treden na behandeling met bestraling op de longen/borstkas, bepaalde chemotherapie (Bleomycine, Busulfan, Cyclophosphamide, Nitrosurea), chirurgie van de longen en na allogene SCT. Naast de directe schade van deze behandelingen tegen de achtergrond van een groeiend kind met een zich nog ont- wikkelende long, zijn er andere factoren die een rol spelen. In de loop van de tijd zijn er ook bijkomende invloeden van infecties in periodes van verminderde afweer, genetische factoren met betrekking tot gevoeligheid van de longen, en externe factoren zoals lucht- vervuiling en roken. We weten dat ongeveer 40% van de overlevers van kinderkanker ernstige late effecten ervaart, soms nog jaren na de behandeling (ongeveer 5% longproblemen), met grote invloed op de kwaliteit van leven. Daarom is het belangrijk dat de zorg voor overlevers van kinderkanker op een gestructureerde wijze plaatsvindt, met screening van verschil- lende orgaansystemen op basis van het doorlopen behandelprotocol. Op die manier is het mogelijk om, voordat er symptomen zijn, preventieve maatregelen te nemen en de overlever de juiste zorg te bieden. In Hoofdstuk 3 gaat het over de associatie tussen virale luchtweginfecties in een vroeg stadium van de SCT en het ontwikkelen van een allo-longbeeld. In een cohort van 110 kinderen die een SCT ondergingen, ontwikkelden er 30 een allo-longbeeld, waarvan er 14 overleden. We onderzochten verschillende risicofactoren met betrekking tot de ont- wikkeling van allo-longbeeld en vonden dat het hebben van een respiratoir virus (geme- ten met PCR-techniek op een neus/keel spoelsel) een belangrijke voorspeller was voor het ontwikkelen van allo-longbeeld, en dat immuun-suppressieve therapie voor GvHD in een ander orgaan juist een beschermend effect had tegen de ontwikkeling van allo- longziekte. Ook bleek in dit cohort het allo-longbeeld de enige significante voorspeller voor mor- taliteit te zijn. Dit past in de hypothese dat weefselschade door een respiratoir virus de longen tot een targetorgaan voor GvHD maken, dat dit een ernstig fenomeen is, en dat het deels voorkomen kan worden door immuun-suppressieve therapie. Deze resultaten onderstrepen het belang van preventie tegen respiratoire virussen tijdens het SCT-traject en het mogelijke effect van het langer geven van immuun suppressie aan patiënten met een hoog risico op het krijgen van allo-longbeeld op basis van positiviteit voor respiratoir virus.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw