Dorien Bangma

276 | SAMENVATTING Verschillen tussen de studies kunnen het gevolg zijn van covariabelen die van invloed zijn op de besluitvormingsbekwaamheid van volwassenen met ADHD, zoals comorbiditeit, gebruik van stimulantia of verveling tijdens het onderzoek. Bovendien waren de meeste domeinen (namelijk alle domeinen behalve risicovolle besluitvorming) sterk ondervertegenwoordigd in de huidige beschikbare literatuur. De systematische review zoals gepresenteerd in hoofdstuk 6 wordt afgesloten met de evaluatie van een mogelijk onderliggend mechanisme voor problemen op het gebied van besluitvorming bij volwassenen met ADHD, namelijk de evaluatie van het dual-pathway model of ADHD als basis voor besluitvormingsproblemen. Op basis van de geïncludeerde studies is het denkbaar dat dit model (deels) verklarend kan zijn voor de lagere prestaties van volwassenen op gebied van besluitvorming. De onderzoeken die in hoofdstuk 7 en 8 zijn gepresenteerd zetten de evaluatie van besluitvormingsproblemen bij volwassenen met ADHD voort, maar richten zich expliciet op FDM-bekwaamheid. Hiervoor is (delen van) de nieuwe FDM-testbatterij gebruikt. In hoofdstuk 7 wordt een studie gepresenteerd met 45 klinisch gediagnosticeerde volwassenen met ADHD (leeftijd range 19-61 jaar; 57,8% man). Allen werden beoordeeld met verschillende (neuro)psychologische tests, waaronder tests en vragenlijsten uit de FDM-testbatterij en de Cognitive Functions ADHD testbatterij. In vergelijking met een gezonde controlegroep (n = 51; leeftijd range 20-64 jaar; 51%man), lieten volwassenen met ADHD significant lagere prestaties zien op twee financiële competentie tests (gericht op financiële kennis en financiële beoordelingsvermogen). Voor deze relatie werd een mediatie effect van rekenvaardigheid gevonden (indirect effect), maar groepsverschillen op deze tests bleven statistisch significant na correctie voor rekenvaardigheid (direct effect). Volwassenen met ADHD hadden ook meer moeite met het nemen van financiële beslissingen met implicaties voor de toekomst, vertoonden een sterkere neiging tot impulsief koopgedrag en maakten vaker gebruik van twee inadequate financiële beslissingsstijlen (namelijk een vermijdende en spontane beslissingsstijl) in vergelijking met gezonde controles. Rekenvaardigheid en andere onderzochte cognitieve domeinen (bijv. verwerkingssnelheid, werkgeheugen of inhibitie) konden de groepsverschillen die werden gevonden voor deze FDM-aspecten niet verklaren. Vergeleken met de gemiddelde prestaties en standaarddeviaties van de gezonde controle sample, vertoonde één op de drie volwassenen met ADHD (namelijk 34,2%) een normale prestatie op alle FDM-taken. Echter, 26,7% van de volwassenen met ADHD vertoonden een zeer lage of verminderde prestatie en nog eens 28,9% vertoonde een lage prestatie op één of meer FDM-taken. Dit is twee keer zo vaak als bij de gezonde controles (namelijk 19,6% en 7,8% van de gezonde controles vertoonden respectievelijk zeer lage/verminderde of lage prestaties op één of meer FDM- taken). Bovendien gaven volwassenen met ADHD aan een significant slechtere financiële situatie te hebben dan gezonde controles, waaronder het hebben van minder inkomen, het vaker hebben van schulden en minder vaak gebruik maken van een spaarrekening. Patiënten hadden 48 uur voorafgaand aan deelname geen medicatie gebruikt; daarom is het onduidelijk of er effecten zijn van het gebruik van stimulantia op de FDM-prestaties van patiënten met ADHD. Verder werd geen rekening gehouden met de start van het medicatiegebruik en andere ADHD-

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0