Diederik Hentenaar

179 Samenvatting verschillen in klinische en microbiologische uitkomsten gevonden. Daarom leek het gebruik van fosforzuur als decontaminatiemiddel voor het implantaatoppervlak een vergelijkbaar klinisch effect te sorteren als spoelen met zoutoplossing. Het doel van de prospectieve cohortstudie gepresenteerd in hoofdstuk 6 was om de invloed van de cervicale krooncontour op marginaal botverlies en de gezondheid van zacht weefsel rond platform-geswitchte, posterieur geplaatste, bone-level implantaten te evalueren. Een dataset van twee eerder uitgevoerde onderzoeken werd gebruikt om in totaal 64 patiënten met 67 posterieure implantaten te evalueren met een follow- up van 5 jaar. Patiënten met enkele tweedelige, platform geswitchte implantaten tussen twee natuurlijke tanden of naast één natuurlijke tand werden geïncludeerd. Klinische parameters en gestandaardiseerde peri-apicale röntgenfoto’s, genomen 1 maand en 5 jaar na de definitieve plaatsing van de kroon, werden beoordeeld. Klinische evaluatie van het peri-implantaire zachte weefsel werd 1 maand (baseline) en 5 jaar na plaatsing van de definitieve implantaatkroon uitgevoerd. De sulcus-bloedingsindex, de gingivale/mucosale index en de sondeerdiepte werden klinisch geregistreerd. De verandering in botniveau rond het implantaat werd bepaald door de afstand te meten van het implantaatreferentiepunt (meest buitenste punt van de implantaathals) tot het niveau van bot-implantaatcontact, zowel aan de mesiale als het distale zijde van het implantaat. Röntgenfoto’s werden gekalibreerd met de bekende afmetingen van het implantaat als referentiewaarden. Het verschil in botniveau tussen één maand en vijf jaar na het plaatsen van de kroon werd berekend. Een nieuwe meetmethode ontwikkeld om geometrische waarden van de cervicale krooncontour te evalueren. De inter- en intra-beoordelaarsbetrouwbaarheid (Cronbach’s a) werd beoordeeld met een bijna perfecte overeenstemming. Hoeken werden gemeten op 1, 2 en 3 mm boven de implantaatschouder. De lineaire correlatie tussen variabelen werd bepaald door de Pearson-correlatiecoëfficiënt te berekenen. De resultaten lieten geen correlatie zien tussen de mesiale en distale cervicale kroonhoeken met peri-implantaat botverlies en gezondheid van de weke delen. Er moet echter worden opgemerkt dat geen van de implantaten tekenen van peri-implantitis vertoonde. Daarom werd geconcludeerd dat de cervicale krooncontour bij platform geswitchte, posterieur geplaatste, bone-level implantaten geen correlatie vertoonde met peri-implantaat marginaal botverlies en gezondheid van de weke delen tot 5 jaar na plaatsing van het implantaat. A

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0