Saskia Briede

Appendices 172 spreekkamer. Patiënten in de interventiegroep ontvingen per email een link naar een webpagina met informatie over behandelwensen en -grenzen. In de voorlichting wordt uitgelegd wat de betekenis van het gesprek is, waarom het zinvol is hierover te praten en wie beslissingen kan nemen. Tevens wordt er achtergrondinformatie over bepaalde behandelingen en mogelijk uitkomsten hiervan gegeven, die te bereiken zijn via hyperlinks. Er werden vier groepen gevormd: artsen voor de training met wel of niet voorgelichte patiënten, en artsen ná de training met wel of niet voorgelichte patiënten. Naast onze primaire uitkomstmaat (patiënttevredenheid), onderzochten we een aantal secundaire uitkomstmaten met betrekking tot zowel de arts als de patiënt. We zagen geen toename van de patiënttevredenheid met het poliklinische bezoek na de invoering van onze interventies. Dit kan betekenen dat de interventies geen effect hadden, maar er zijn ook andere verklaringen mogelijk. Zo was de patiënttevredenheid vóór de interventies al zeer hoog (gemiddeld een 8.6) en wordt algemene patiënttevredenheid door veel aspecten beïnvloed. In de secundaire uitkomsten zagen we wel een aantal positieve resultaten. Artsen voelden zich na de training beter voorbereid op het gesprek over behandelwensen en -grenzen. Daarnaast gaven patiënten aan dat zij zich door de patiëntenvoorlichting niet méér angstig, verdrietig of onzeker voelden, iets waar artsen vaak bang voor zijn. Opmerkelijk genoeg vonden patiënten de voorlichting informatief en beoordeelden zij het met goede cijfers (mediaan 8). Zij waren echter neutraal over of het behulpzaam was geweest bij het vormen van een mening omtrent behandelwensen en -grenzen en het bespreken hiervan. Tot slot gaf slechts 28% van de patiënten aan dat het onderwerp behandelwensen en -grenzen ter sprake was gekomen tijdens het poliklinische bezoek. Een beperking van dit onderzoek was de lage deelname. Een belangrijke verklaring hiervoor was dat de poliklinische consulten werden opgenomen met een videorecorder. Wij combineerden ons kwantitatieve onderzoek (hoofdstuk 2) met kwalitatief onderzoek van opgenomen authentieke gesprekken (hoofdstuk 3). Veel patiënten die niet wilden deelnemen, gaven als reden hiervoor de video-opnames. Toch hebben we belangrijke lessen kunnen leren uit deze studie. Zowel met betrekking tot onderzoek naar dit onderwerp (o.a. de keuze van de uitkomstmaat en het gebruik van video-opnames) als met betrekking tot onze onderzoeksvraag. Onze training zorgde ervoor dat artsen zich beter voorbereid voelden voor het gesprek over behandelwensen en we hebben geleerd dat patiënten niet angstig

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw