Iris de Nie

161 DUTCH SUMMARY A van zaadcellen. Wij vonden dat het starten van medische behandeling bij vroeg-puberale adolescenten (Tanner stadium2-3) demogelijkheidbeperkt omrijpezaadcellen teverkrijgen die direct gebruikt kunnen worden voor geassisteerde voortplantingstechnieken, omdat in hun zaadbalweefsel alleen stamcellen aanwezig waren. Ten slotte zagen we dat het zaadbalweefsel en de zaadcelproductie negatiever leken te zijn beïnvloed bij degenen die als volwassene met medische behandeling waren begonnen dan bij degenen die tijdens de adolescentie met de behandeling waren begonnen, ondanks de gemiddeld kortere duur van de medische behandeling voorafgaand aan de genitale operatie. Het verschil tussen de volwassen subgroep en de adolescente subgroepen zou verklaard kunnen worden door leeftijd, leefstijl, hogere doseringen oestrogenen, of het gebruik van cyproteronacetaat in plaats van GnRHa als testosterononderdrukkende therapie. Het gebruik van hormoonbehandeling kan, naast de hierboven beschreven effecten, ook van invloed zijn op de ontwikkeling van zaadbalkanker. Met name een relatieve overmaat aan oestrogenen zou een oorzakelijke rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van zaadbalkanker. Om de veiligheid van hormoonbehandeling met betrekking tot het risico op zaadbalkanker te beoordelen, hebben wij een studie uitgevoerd om de incidentie van zaadbalkanker bij transvrouwen met hormoonbehandeling te evalueren. Zoals beschreven in hoofdstuk 7 , hebben we in totaal drie gevallen van zaadbalkanker in ons cohort waargenomen, waarvan er twee werden ontdekt als gevolg van symptomen en de derde werd aangetroffen tijdens het gebruikelijke histopathologische weefselonderzoek na de geslachtsbevestigende genitale chirurgie. Op basis van leeftijdsspecifieke incidentiecijfers bij cismannen zou een vergelijkbaar aantal gevallen van zaadbalkanker zijn verwacht, wat suggereert dat het risico op zaadbalkanker bij transvrouwen vergelijkbaar is met het risico bij cismannen. Bovendien suggereren de resultaten van een subgroep analyse bij transvrouwen met een lange follow-up-periode dat een langere blootstelling aan oestrogenen het risico op de ontwikkeling van zaadbalkanker niet verhoogt. De prostaat is een ander deel van het mannelijk geslachtsorgaan dat door hormoonbehandeling kan worden beïnvloed, aangezien prostaatcellen afhankelijk zijn van androgenen voor hun werking en groei. Een paradox in de huidige kennis is dat enerzijds androgeenonderdrukking de progressie van gemetastaseerde of gevorderde prostaatkanker vertraagt, terwijl anderzijds een verhoogde androgeenspiegel het risico op prostaatkanker niet doet toenemen. Bij transvrouwen wordt de prostaat niet verwijderd tijdens geslachtsbevestigende genitale chirurgie vanwege de mogelijke aanzienlijke complicaties, zoals ongewild urineverlies. Daarom blijven zij na deze procedure risico lopen op aandoeningen van de prostaat. In de studie beschreven in hoofdstuk 8 , hebben we de incidentie van prostaatkanker bij transvrouwen met hormoonbehandeling onderzocht en we hebben hierbij het mogelijke preventieve effect van androgeenonderdrukking op het optreden van prostaatkanker bestudeerd. In overeenstemming met onze hypothese vonden we een 5-voudige daling van het prostaatkankerrisico bij transvrouwen die hormoonbehandeling gebruikten in vergelijking met de algemene mannelijke populatie van vergelijkbare leeftijd. Deze bevindingen bevestigen het preventieve effect van androgeenonderdrukking op de ontwikkeling van prostaatkanker in het algemeen.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0