Hanna de Jong-Markus

Samenvatting 197 antwoorden of situaties, maar deze kritisch bevragen om zo het fenomeen zelf beter te begrijpen en het perspectief van anderen daarop ook beter te begrijpen.” Volgens de leraren is doorvragen essentieel om zo een eigen mening te ontwikkelen, te weten waarom je die mening hebt, en je bewust te zijn van andere meningen. Doorvragen voorkomt bekrompenheid, en maakt dat je dieper geworteld kunt raken in je geloof, en meer respect kunt opbrengen voor andersdenkenden. De geïnterviewde leraren spraken meestal over doorvragen als het ging om verschillende meningen en praktijken onder christenen, bijvoorbeeld met betrekkingen tot Bijbelvertaling of zondagsbesteding. Daarbij positioneerden de leraren zich regelmatig tegenover ouders. Het stimuleren van doorvragen kan volgens leraren door het toepassen van de volgende drie strategieën: bewustwording dat er andere perspectieven zijn, zoeken vanmeer informatie door vragen te stellen, en stimuleren van onderlinge gesprekken. De persoonlijke opvattingen van de leraren lijken hun handelen in de klas te beïnvloeden, want als een leraar bijvoorbeeld niet gelooft dat het dragen van een broek zondig is voor vrouwen, is het voor hem/haar gemakkelijker om leerlingen de ruimte te geven om daarover eigen conclusies te trekken. Hoewel leraren soms ideeën van ouders ter discussie stellen, nemen zij tegelijkertijd ook weleens gereserveerde standpunten in omwille van ouders of de kerk. In dit deelonderzoek wordt geconcludeerd dat, hoewel de samenhang van school, gezin en kerk binnen de orthodox-protestantse gemeenschap vaak wordt benadrukt, de verschillen tussen deze opvoedingsomgevingen voor leraren belangrijk zijn. Leraren ervaren dat ze een specifieke bijdrage leveren aan de geloofsopvoeding van leerlingen, die met name samenhangt met het begrijpen van het geloof dat kinderen van huis uit meekrijgen. Wanneer kinderen hun primaire religieuze cultuur begrijpen en de competentie van ethisch redeneren in hun eigen context leren, zal het voor hen in een later stadium makkelijker zijn om na te denken over de religies van anderen en om betrokken te zijn bij interreligieuze dialogen (MacMullen, 2004). Op deze manier kan het bindend sociaal kapitaal van de school bijdragen aan de participatie van leerlingen in de bredere samenleving, het overbruggend sociaal kapitaal. Verder wordt geconcludeerd dat de leraren regelmatig opvattingen over hun rol uiten die met elkaar schuren. Dat schuren van opvattingen kan verhelderd worden met behulp van het onderscheid tussen de geloofsopvoeder (Engels: religious nurturer) en de godsdienstleraar (Engels: religious educator). De geïnterviewde leraren lijken het religieuze commitment van de geloofsopvoeder als belangrijkste te beschouwen, maar soms noemen ze aspecten van het educatief commitment van de godsdienstleraar als eerste. De leraar in de rol van geloofsopvoeder sluit dus aan bij de rollen van andere geloofsopvoeders, terwijl hij of zij er soms van afwijkt in de rol van godsdienstleraar.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw