Hanna de Jong-Markus

Samenvatting 199 ontkent echter de particulariteit van het geloofscommitment, terwijl het voorgestelde alternatief van particularisme niet veel ruimte biedt voor interreligieuze dialoog. In plaats daarvan is het belangrijk om te erkennen dat gelovigen altijd een spanning zullen ervaren tussen geloofscommitment (eigenheid) en openheid (diversiteit) en dat het niet mogelijk is om een precies evenwicht tussen die twee te vinden (Moyaert, 2011). In dit deelonderzoek is allereerst gekeken naar wat leraren in de interviews hebben gezegd over concrete ontmoetingen met niet- of andersgelovigen. Zij beschrijven verschillende soorten ontmoetingen in het dagelijkse leven, bijvoorbeeld met buren of tijdens sportwedstrijden. De leraren gaan niet bewust op zoek naar contact met niet-/ andersgelovigen, behalve als het gaat om missionaire activiteiten. Sommige leraren zeggen expliciet dat ze weinig tot geen contact hebben met niet-/andersgelovigen omdat die weinig te vinden zijn in de omgeving waarin ze wonen of omdat ze zelf in een orthodox-christelijke omgeving werken. Dat wordt door hen dan regelmatig ook als een gemis beschouwd. Andere leraren benadrukken juist dat het onmogelijk is om geen contact met niet-/andersgelovigen te hebben. De leraren evalueerden hun ontmoetingen met niet-/andersgelovigen aan de hand van of het fijn en/of moeilijk was, of ze meer inzicht kregen in de ideeën van de ander of van zichzelf, en of ze in de ontmoeting wel of niet bewust verwezen naar God of het geloof. Vervolgens is er gekeken naar de opvattingen van leraren ten aanzien van de uniciteit van het christelijk geloof in vergelijking met andere religies. De opvattingen die werden geuit, waren opvallend eenduidig en gingen over de volgende drie thema’s. Ten eerste, christenen hoeven geen goede werken te doen om verlossing te ontvangen. Ten tweede, volgens de Bijbel is er maar één God en de eigenschappen van God die in de Bijbel worden beschreven (bijvoorbeeld genade, liefde en de mogelijkheid om een relatie met Hem te hebben) kunnen niet aan andere goden worden toegeschreven. Daarom verwerpen de meeste leraren ook het idee dat moslims, hindoes of boeddhisten dezelfde God aanbidden als christenen. Ten derde verwijzen de leraren naar de leer van de Drieeenheid (d.w.z. de eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest als drie personen in één godheid), en in het bijzonder de goddelijkheid van Jezus en zijn rol als Redder. De overtuiging dat Jezus de Redder is en dat de mensen dit moeten erkennen, is voor veel leraren van doorslaggevend belang. Daarom is de uniciteit van het christelijk geloof voor hen ook een ernstige zaak. Tegelijkertijd zijn de leraren echter ook terughoudend in het doen van beslissende uitspraken hierover, vooral vanwege ontmoetingen met niet-/ andersgelovigen. De leraren verwoorden tegenstemmen en laten zien dat hun geloof ook deel is van een zoekproces. Daarnaast komt hun terughoudendheid ook voort uit

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw