Hanna de Jong-Markus

Samenvatting 201 niet-/andersgelovigen. De leraren uiten dan tegenstemmen, zoeken naar wat ze geloven of ze aarzelen. In termen van het model van de theology in four voices (Cameron et al., 2010), kan de eenduidigheid worden geïnterpreteerd als de echo van een sterke formele en/of normatieve theologie; terwijl de ambivalentie in de opvattingen van de leraren juist de aangehangen en operante theologie laat zien. De ambivalentie laat ook iets zien van de spanning die onvermijdelijk is bij de interreligieuze dialoog. Het zou de moeite waard zijn om in toekomstig onderzoek na te gaan welke opvattingen dominant zijn en hoe die de praktijken van de leraren beïnvloeden. Het is ook de vraag in hoeverre consistentie in de aangehangen theologie van leraren moet worden nagestreefd. Het is in ieder geval belangrijk dat er ruimte is voor leraren om de door hun aangehangen theologie te confronteren met de formele en/of normatieve theologie. Daarnaast is er aandacht nodig voor de verschillen tussen leraren, want de opvattingen over religieuze diversiteit blijken niet zo eenduidig als in de scholen wordt verwacht. Hoofdstuk 7 Voorbij het zwart-witdenken: Alumni en lerarenopleiders over religieuze diversiteit in orthodox-christelijke lerarenopleidingen Uit de eerdere deelstudies is gebleken dat als het gaat over religieuze diversiteit, leraren vooral gericht zijn op onderlinge verschillen tussen christenen (hoofdstuk 6) en dat ze nauwelijks nadenken over wat minder contact met niet-/andersgelovigen betekent voor het onderwijs (hoofdstuk 4 en 5). Bovendien hebben de leraren zelf veelal op orthodoxchristelijke basisscholen en middelbare scholen gezeten en was ook hun lerarenopleiding orthodox-christelijk (hoofdstuk 3). (Aanstaande) leraren komen in hun opleidings-, werk- en levenscontext dus beperkt in aanraking met niet-/andersgelovigen en dat roept de vraag op wat de orthodox-christelijke lerarenopleiding kan doen om aanstaande leraren toe te rusten voor het lesgeven over religieuze diversiteit. Daarom richt deze vijfde deelstudie zich op de volgende onderzoeksvraag: Wat is volgens alumni en lerarenopleiders belangrijk in orthodox-christelijke lerarenpleidingen voor het leren over religieuze diversiteit? Met deze vraag wordt de huidige praktijk in kaart gebracht en kan van daaruit een aanzet worden gegeven tot reflectie op wat orthodox-protestantse lerarenopleidingen zouden kunnen bijdragen. Uit de literatuur blijkt dat er inde aandacht voor religieuzediversiteit inde lerarenopleiding twee verschillende, maar verwante perspectieven zijn; namelijk hoe aanstaande leraren erop worden voorbereid om zelf goed om te gaan met leerlingen van verschillende achtergronden en hoe aanstaande leraren erop worden voorbereid dat zij hun leerlingen kunnen stimuleren om goed met anderen om te gaan. Voor beide perspectieven blijken

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw