Samenvatting 205 hebben daarin echter ook een unieke rol, die met name gaat over het begrijpen van het christelijk geloof en het goed omgaan met religieuze verschillen. Dat leraren ‘doorvragen’ willen stimuleren bij hun leerlingen is in dit verband exemplarisch voor de eigen rol van de leraar. Als leraren spreken over religieuze verschillen en hoe zij hun leerlingen willen toerusten om daarmee om te gaan, dan gaat het vooral om verschillen binnen het orthodox-protestantisme of de christelijke traditie. Ten tweede, als het gaat om ‘externe religieuze diversiteit’, hebben de geïnterviewde leraren opvallend eenduidige opvattingen over de uniciteit van het christelijk geloof. Het geloof dat Jezus de Redder is en dat mensen Hem moeten erkennen om eeuwig leven te hebben, is voor veel leraren doorslaggevend en dat maakt de uniciteit van het christelijk geloof voor hen ook tot een ernstige zaak. Tegelijkertijd is er terughoudendheid over deze stellige uitspraken, wat vooral getriggerd wordt door ontmoetingen met niet-/ andersgelovigen. De definities die leraren geven van een niet-/andersgelovige lopen sterk uiteen. Wanneer de leraren spreken over hun relatie tot niet-/andersgelovigen, is dat in termen van afstand nemen van, herkenning in of erkenning van de religieuze ander. Ten derde kwamen op verschillende momenten in de interviews spanningen of tegenstrijdigheden in de opvattingen van leraren naar voren. Bijvoorbeeld in hoe ze spreken over niet-/andersgelovigen, over de samenhang tussen de verschillende opvoedingsmilieus en over hun eigen rol in de geloofsopvoeding. Deze spanningen worden echter nauwelijks gethematiseerd of geproblematiseerd door de leraren. Bovendien kwamen ze vooral naar voren in relatie tot de geloofsopvoeding en nauwelijks in relatie tot burgerschapsvorming of tolerantie als opvoedingsdoel. De meeste spanningen of tegenstrijdigheden die werden waargenomen, kunnen worden gezien als onderdeel van professionele idealen omdat ze gaan over wat leraren willen bereiken met hun werk, wat wordt beïnvloed door hoe zij hun rol als leraar zien en hoe ze hun beroep willen uitoefenen. Voor lerarenopleidingen betekent dit dat het van belang is om aanstaande leraren te stimuleren tot meer reflectie op de spanningsvelden die naar voren komen tussen de monoreligieuze kenmerken van de orthodox-christelijke school en de religieuze diversiteit van de samenleving. Daarbij kunnen de lerarenopleiding de aanstaande leraren ook leren hoe zij hierop kunnen reflecteren om zo meer samenhang in de professionele idealen te bereiken. Dat is belangrijk omdat de kwaliteit van het onderwijs toeneemt als professionele idealen met elkaar in lijn liggen, en wanneer de onderwijspraktijk daarmee overeenstemt. Ontmoetingen met niet-/andersgelovigen kunnen worden gezien worden als startpunt voor reflectie en leren omdat juist in deze ontmoetingen de spanningen of
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw