Hanna de Jong-Markus

258 Appendix VII. Code Book Domeinen (in Dutch) Meaning units (in English) Description of the codes (in Dutch) Description of the codes (in English) BIJBEL BIBLE = de participant refereert aan de Bijbel (al dan niet met alternatieve benamingen zoals “Gods Woord”, “het Woord van God”, “het Woord van de Heere”, of “Zijn Woord”) = The participant refers to the Bible (possibly using alternative phrasing such as ‘God’s Word’, ‘The Word of God’, ‘The Word of our Lord’ od ‘His Word’) BURGERSCHAP(SONDERWIJS) CITIZENSHIP (EDUCATION) = de participant doet uitspraken over burgerschapsonderwijs, hoe je burger zou moeten zijn en/of wat voor burgers de samenleving nodig heeft = The participant discusses citizenship education, how citizens should behave and/or what kind of citizens our society needs CHRISTELIJK ONDERWIJS CHRISTIAN SCHOOLS = de participant doet uitspraken over de eigenheid van christelijk onderwijs, de waarde van christelijk onderwijs en/of het bestaan van de vrijheid van onderwijs = The participant discusses the individuality of Christian education, the value of Christian education and/or the existence of freedom of education CONTEXT SCHOOL SCHOOL CONTEXT = de participant doet uitspraken over de specifieke context van de school (zoals buren, wijk of plaatselijke cultuur). Let op: uitspraken over OUDERS kunnen hier ook iets over zeggen. = the participant discusses the specific local context of the school (neighbours, neighbourhood, local culture) Please note: statements about PARENTS can be meaningful here as well DIDACTIEK DIDACTICS = de participant doet uitspraken over hoe hij/zij een lessensituatie vormgeeft en/of waarom hij/zij dat zo doet = the participant discusses the manner in which he/she builds up lessons and/ or why he/she chooses this form DIRECTEUR PRINCIPAL = de participant doet uitspraken over (de rol van) de schooldirecteur = the participant discusses (the role of) the school principal DOORVRAGEN QUESTIONING = de participant doet uitspraken over het doorvragen en/of leren doorvragen van leerlingen (i.p.v. dat leerlingen zomaar aannemen wat bijvoorbeeld hun ouders zeggen) en/of het belang daarvan = the participant discusses the (teaching of) ‘critical questioning’ (instead of uncritically accepting everything they are being told by e.g. their parents) and why this is useful.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw