Kimmy Rosielle

213 Samenvatting A een buiten baarmoederlijke zwangerschap, een operatie aan de eierstokken of eileiders en endometriose. Om het therapeutische effect ook in deze groepen vrouwen te onderzoeken herhalen we de H2Olie studie en includeren we nu júist deze drie groepen vrouwen. Deze studie heet ‘H2Olie2’ en het protocol wordt beschreven in Hoofdstuk 3. De studie loopt nog, we verwachten dat de resultaten van deze studie kunnen bijdragen aan herziening van de landelijke richtlijnen voor gynaecologen. In de H2Olie studie van 2017 zaten 1119 vrouwen met onverklaarde subfertiliteit, waarvan alle gegevens van hun onderzoeken en behandelingen bekend zijn. Daarmee is dit een waardevolle database met (geanonimiseerde) patiëntgegevens. We hebben deze database gebruikt om een eerdere studie te herhalen en zo de uitkomsten te vergelijken. In de eerdere studie werd gezien dat de prognose voor natuurlijke zwangerschap (slecht, gemiddeld of goed) van invloed was op het effect van inseminatiebehandelingen ten opzichte van een afwachtend beleid. Bij het herhalen van de analyses in de H2Olie database, in Hoofdstuk 4, zagen we deze relatie niet terug. We konden wel bevestigen dat koppels met een langere duur van subfertiliteit méér baat hadden bij inseminaties dan koppels die pas kort subfertiel waren. Deze uitkomst kan door artsen gebruikt worden om koppels met een korte duur van onverklaarde subfertiliteit te adviseren om nog niet direct te starten met een behandeling. Ondanks de overtuigende resultaten van de H2Olie studie uit 2017 merkten we dat sommige artsen nog steeds huiverig zijn om oliehoudend contrast te gebruiken. Eén van de redenen hiervoor is de angst voor complicaties. Het oliehoudende contrastvloeistof in de baarmoederholte kan soms de bloedvaten van de baarmoeder binnendringen, dit noemen we intravasatie. Als de contrastvloeistof oliedruppels vormt in de bloedvaten en naar de longen of hersenen stroomt kan dit ernstige gevolgen hebben. In Hoofdstuk 5 hebben we een systematische literatuurstudie uitgevoerd om informatie over alle soorten complicaties van een HSG met oliehoudend contrast te verkrijgen. We hebben studies uit alle jaren en in alle talen verzameld zodat er geen informatie verloren ging. Nadat we alle gepubliceerde gegevens van 8 gerandomiseerde klinische studies, 41 cohort studies en 59 patiëntbeschrijvingen bij elkaar hebben genomen is het percentage van patiënten met intravasatie 2.7% na een HSG met oliehoudend contrast en 2.0% na een HSG met waterhoudend contrast. De tweede meest genoemde complicatie was infectie, dit werd beschreven in 20 studies. De frequentie van een infectie was 0.9% na een HSG met oliehoudend contrast en 1.9% na een HSG met waterhoudend contrast. Als we de studies weglaten die rapporteren over gegevens van vóór het gebruik van antibiotica, dalen deze cijfers naar 0.55% voor oliehoudend contrast en 0.35% voor waterhoudend contrast.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw