Samenvatting De gezondheidszorg beoogt het welzijn van patiënten, maar invasieve hulpmiddelen en procedures verhogen bij patiënten helaas ook het risico om een zorggerelateerde infectie (ZI) te ontwikkelen. In dit proefschrift worden met zorggerelateerde infecties meer specifiek ziekenhuisinfecties bedoeld. Deze thesis onderzoekt de vooruitgang in de preventie van ZI gedurende de laatste twee decennia, zoals gemeten met landelijke surveillance (deel I), en het effect van het bevorderen van ‘best practices’ bij het inbrengen van centraal veneuze katheters (CVK) en handhygiëne (deel II). In de inleiding, hoofdstuk 1, geef ik een korte beschrijving van de historische ontwikkelingen in de infectiepreventie in ziekenhuizen, de huidige incidentie en oorzaken van ZI en de meer recente uitbreiding van ZI‐surveillanceprogramma’s. Vervolgens presenteer ik de resultaten van de Nederlandse ZI‐surveillance en een Europese necrologiebesprekingstudie (deel I), en beschrijf twee interventieprogramma’s met hun effect op zowel uitkomst‐ als procesmaten (deel II). De meeste vooruitgang in het infectiepreventieveld is in de tweede helft van de 19e eeuw geboekt, toen het belang van hygiëne in toenemende mate erkend en de rol van micro‐ organismen ontdekt werd. Het behandelen van infecties verbeterde niet wezenlijk, tot de ontdekking van antibiotica in de eerste helft van de vorige eeuw. Resistentie tegen antibiotica ontstond helaas bijna gelijktijdig en dit vormde de aanleiding tot professionele ZI‐bestrijdingsprogramma’s. In de jaren zestig raadden de Centra voor Ziektebestrijding van de Verenigde Staten (VS) (US Centers for Disease Control (CDC)) ziekenhuizen aan om ZI‐surveillance te gaan uitvoeren en op basis daarvan interventies te ontwikkelen. Sindsdien wordt surveillance van ZI als de hoeksteen van preventie en bestrijding gezien. Tegenwoordig zijn de meest vastgestelde en ernstige ZI postoperatieve wondinfecties (POWI), lage luchtweginfecties inclusief (beademing‐ gerelateerde) pneumonie, bacteriëmie (bloedbaaninfectie) inclusief CVK‐gerelateerde bacteriëmie (lijnsepsis) en urineweginfecties (UWI) inclusief urinekatheter‐gerelateerde UWI. Zowel endogene als exogene factoren spelen een rol bij de ontwikkeling van ZI. Bijna alle ZI leiden tot vertraagd of onvoldoende herstel, extra pijn en/of zorgen of erger, en veel ZI vereisen behandeling met antibiotica. Deel I In 1996 vormden het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het voormalige Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg (CBO) samen een landelijk surveillanceprogramma: Preventie van Ziekenhuisinfecties door Interventies en Surveillance (PREZIES) (https://www.rivm.nl/prezies). PREZIES, een samenwerking van C 271 Samenvatting
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw