is. Handhygiëne moet bij diverse indicaties en, bij de zorg voor ziekenhuispatiënten, herhaaldelijk uitgevoerd worden. Werkdruk en de variatie in persoonlijke opvattingen m.b.t. hygiëne bemoeilijken de naleving van handhygiëne. Binnen de PROHIBIT (Prevention of Hospital Infections by Intervention and Training, Preventie van Ziekenhuisinfecties door Interventie en Training) studie gingen we na in hoeverre een uitgebreide lijnsepsis‐preventiebundel (CVCi), een op de WHO gebaseerde handhygiëne‐interventie (HHi) of een combinatie van beide (COMBi) lijnsepsis zouden voorkómen (hoofdstuk 7). IC’s van 14 ziekenhuizen in 11 Europese landen namen deel aan deze trapsgewijze cluster‐gerandomiseerde studie, die duurde van 2011 tot halverwege 2013. Na een baseline van zes maanden werden elk kwartaal drie ziekenhuizen gerandomiseerd toegekend aan één van de drie interventies. De primaire uitkomst was de prospectieve lijnsepsisincidentie. Secundaire uitkomsten waren een lijninbrengscore (omdat er 20 onderdelen waren, evalueerde we de naleving niet als een bundel maar als de proportie nageleefde elementen) en de handhygiëne‐naleving. De lijnsepsisincidentie‐dichtheid daalde van 2,4/1000 lijndagen tijdens de baseline tot 0,9/1000 (p<0,0001). De drie interventies, gecorrigeerd voor patiënt‐ en lijnkenmerken, verlaagden alle drie significant de lijnsepsisincidentiedichtheid. Na aanvullende correctie voor de dalende trend gedurende de baseline waren de HHi‐ en de COMBi‐arm nog steeds effectief. De lijninbrengscore en handhygiëne stegen significant bij alle drie de interventies. Tot nog toe werden in handhygiënestudies zorgverleners meestal niet individueel geïdentificeerd, afgezien van hun beroep en studentstatus, en deze geven de handhygiëne‐naleving dan ook alleen op populatieniveau weer. Wij analyseerden individuele handhygiënegegevens, verzameld in zeven PROHIBIT ziekenhuizen, om de determinanten en de dynamiek van individuele veranderingen, in relatie tot het algemene interventie‐effect, beter te begrijpen (hoofdstuk 8). We deelden zorgverleners in in drie groepen: zij die beter werden (‘improvers’), gelijk bleven of achteruit gingen, met een drempel van 20% verandering in de naleving. In totaal werden er 280 zorgverleners met minstens twee observatiesessies vóór en dito na de interventie geïncludeerd. Het aandeel improvers varieerde tussen de IC’s van 33 tot 95%. De mediane HH‐stijging per improver varieerde van 16 tot 34 percentagepunten. De IC‐ brede verbetering in HH correleerde significant met zowel het aandeel zorgverleners dat beter werd als met hun mediane stijging in handhygiëne. Multilevel regressie‐analyse toonde aan dat de individuele verbetering significant geassocieerd was met verpleegkundigen (versus artsen, verpleeghulpen en andere zorgverleners), een lagere C 275 Samenvatting
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw