Fokke Wouda

297 DEEL TWEE EEN EMPIRISCH VERSLAG: MONASTIEKE ERVARINGEN VERWOORD Hoofdstuk 3 beschrijft hoe de praktijk van Eucharistische gastvrijheid er vandaag de dag uitziet in Taizé en Bose en hoe en waarom het in deze specifieke contexten is ontstaan. Na een introductie van de gezamenlijk context van beide kloosters als Nieuwe Monastieke Gemeenschappen (gebaseerd op de analyse van Stefania Palmisano) (3.1), benut het literatuuronderzoek, etnografisch veldwerk en de interviews om de geschiedenis en karakteristieken van respectievelijk Taizé (3.2) en Bose (3.3) te beschrijven, met speciale aandacht voor hun Eucharistische gewoonten en hun huidige praktijk van Eucharistische gastvrijheid. De hoofdstukken 4-8 exploreren hoe de kloosterlingen in deze gemeenschappen hun ervaringen met Eucharistische gastvrijheid verwoorden en welke theologische rationaliteit hierin verborgen ligt. Elk hoofdstuk clustert een aantal categorieën die het resultaat zijn van de analyse van diepteinterviews met zes van hen. Naast de paragrafen die hier expliciet genoemd worden wordt elk hoofdstuk afgesloten door een aanvullende paragraaf waarin de inhoud van het hoofdstuk samengevat en met elkaar in verband gebracht wordt. Hoofdstuk 4 presenteert de motivatie voor het monastieke leven en voor het delen van de Eucharistie, zoals verwoord door de kloosterlingen. Ze geven aan dat hun verlangen naar het monastieke gezamenlijke leven de primaire motivatie is geweest om toe te treden en niet zozeer het oecumenisch karakter van de gemeenschap, laat staan de praktijk van Eucharistische gastvrijheid (4.1). Echter, actieve participatie in het gemeenschapsleven in een oecumenische context – geleefde oecumene – heeft hun oecumenische interesse gewekt of nieuw leven ingeblazen (4.2). Hun reactie op de verschillen die zij ontmoeten liep uiteen, van ontdekking tot aanvaarding of juist vervreemding (4.3). Maar ondanks de soms ambigue gevoelens opgeroepen door deze verschillen geven ze prioriteit aan de eenheid die zij ervaren in hun liturgische praktijk en monastieke gemeenschapsleven, terwijl ze in het verleden bereikte convergentie en consensus als afdoende beschouwen om dat te (4.4). Hoofdstuk 5 verkent de relatie tussen gemeenschapsleven en gezamenlijke viering van de Eucharistie. Enerzijds mondt het delen van alle aspecten van het leven logischerwijs (althans voor de kloosterlingen uit in een gedeelde Eucharistie (5.1). Anderzijds is de Eucharistie en alles waar zij voor staat juist de reden om in het gemeenschapsleven te participeren (5.2). De

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw