Angela de Jong

158 Samenvatting [Summary in Dutch] 1. Introductie Innovaties in het onderwijs pakken vaak niet uit zoals ze bedoeld zijn (Boyd, 2021; Den Brok, 2018; Fullan, 2008; Vanlommel, 2021; Verbiest, 2021; Wubbels & Van Tartwijk, 2018). Innovaties kunnen geïnitieerd worden op nationaal niveau en lokaal in scholen en kunnen gaan over inhoudelijke onderwijskundige zaken of meer organisatieprocessen. Het verslag van de parlementaire onderzoekscommissie onder voorzitterschap van Jeroen Dijsselbloem liet zien wat er speelde bij een aantal innovaties op nationaal niveau. Leraren en schoolleiders ervaarden vaak onvoldoende autonomie en voelden zich daardoor minder of niet betrokken bij de innovatie. De commissie stipte overigens ook aan dat scholen soms te weinig autonomie ‘pakken’ (Tweede Kamer der Staten Generaal, 2008; ook Van Eck & Bollen, 2014). Als professionals, zoals leraren, onvoldoende autonomie ervaren bij het vormgeven en implementeren van een innovatie kunnen zij zich vervreemd voelen van de innovatie en het beleid (Tummers, 2012; Tummers et al., 2013). Bij meer lokale innovaties, in scholen, kan deze dynamiek van het ervaren van onvoldoende autonomie ook spelen bij schoolleiders en leraren. In dit proefschrift analyseren wij of en hoe schoolleiders en leraren vorm en leiding geven aan innovatieprocessen in hun school. De belangstelling groeit voor leraren en schoolleiders die als professionals een rol spelen in innovaties (Inspectie van het Onderwijs, 2018; Leithwood et al., 2020; Onderwijsraad, 2018). Deze belangstelling voor hun professionaliteit wordt onder andere zichtbaar in de ‘Kennisagenda van het Onderwijs’, waarin aandacht wordt gevraagd voor de school als professionele organisatie (o.a. Ros, 2022; Van Tartwijk, 2022) en in een nieuw initiatief genaamd ‘Ontwikkelkracht’ dat onderwijs en onderzoek verbindt, met als doel om het onderwijs te innoveren (Rijksoverheid, 2022). Bovendien worden extra financiële middelen geïnvesteerd in de professionele ontwikkeling van schoolleiders en leraren (Rijksoverheid, 2022; VO-raad, 2022). Zowel in de onderwijspraktijk als in de onderwijsliteratuur ligt de nadruk nog vooral op samenwerking tussen leraren (Admiraal et al., 2021; Hargreaves & O’Connor, 2017; Schildkamp et al., 2016). Maar in de organisatieliteratuur daarentegen, is eerder een begrip geïntroduceerd dat verder gaat: ‘collaborative innovation’. Wij noemen dit in dit proefschrift in het Nederlands samenwerkend innoveren. Samenwerkend innoveren wordt gekenmerkt door een gezamenlijke benadering van innovatie in zowel horizontale als verticale werkrelaties (Bekkers & Noordegraaf, 2016; Sørensen & Torfing, 2018). Horizontale relaties verwijzen naar werkrelaties tussen personen en organisaties

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw