Karlijn Muiderman

231 Samenvatting S willen en het de manier is om aanbevelingen te laten landen. Dit wijst op een gemiste kans, want een proactieve transformatie van toekomstige voedselsystemen vraagt om een expliciete dialoog over de politieke afwegingen. In het laatste empirische hoofdstuk, hoofdstuk 5, onderzoek ik wat deze dominante dynamieken betekenen voor het openen of afsluiten van mogelijke toekomsten en hedendaagse acties om tot die toekomsten te komen. Daartoe wordt het analytisch kader samengevoegd met de notie van opening up and closing down van Stirling (2008). Het geïntegreerde analytisch kader wordt vervolgens toegepast op toekomstverkenningen in nationaal en sectoraal klimaatbeleid (onder andere landbouw, toerisme, water) in vier regio’s van het mondiale Zuiden: West-Afrika, Zuid-Azië, Zuidoost-Azië en Centraal-Amerika op basis van documentanalyse, focusgroepen en interviews. In deze vier regio’s komen de coauteurs en ik tot de conclusie dat het merendeel van de toekomstverkenningen een open dialoog beogen te starten over de wetenschappelijke onzekerheid van klimaatverandering en een groot deel ook de pluriformiteit van visies op de toekomst centraal stellen. Tegelijkertijd worden de uitkomsten van bijna alle toekomstverkenningen gebruikt om strategische en lineair vormgegeven acties in het heden op te stellen die (capaciteit opbouwen om) toekomstige risico’s te verkleinen. Belangrijk hierbij is dat die capiticiteitsopbouw niet zozeer gaat over het navigeren van verschillende mogelijke toekomsten (in lijn met de plausibility-benadering), maar capaciteit voor het doen van risicoschattingen (in lijn met de probability-benadering). Daarmee worden de openingen voor meer pluriforme en kritische benaderingen, zoals het gezamenlijk creëren van een meer radicaal transformatieve toekomst en het bevragen van machtsverhoudingen in toekomstverkenningen, weer gedicht. Dit gebeurt ten dele om strategische redenen, bijvoorbeeld om de aanbevelingen passend te maken aan bestaande beleidskaders. Vaak zijn de beleidskaders leidend voor het verbeelden van de toekomst, terwijl juist de kennis uit toekomstverkenningen de beleidskaders zou moeten vormgeven. Deels gebeurt het afsluiten van mogelijkheden onbewust, door een gebrek aan herkenning van deze closing down dynamieken, bijvoorbeeld in het vormgeven van participatieve processen. Bijvoorbeeld wanneer deelnemers worden gevraagd om hun (pluriforme) toekomstbeelden te verbeelden en mee te denken over de beleidsconsequenties daarvan, maar hun input wordt passend gemaakt aan beleidskaders zonder deze ter discussie te stellen. Op deze manier wordt gedaan alsof er opening up plaatsvindt, maar in feite blijven ze gesloten. Dit noemden de coauteurs en ik ‘closing down while pretending to open up’. Het creëert valse verwachtingen en transformeert geen beleid. Verder observeren de coauteurs en ik dat in CentraalAmerika uitzonderlijk meer gepoogd wordt om toekomsten open te benaderen en beleidskaders ook ter discussie te stellen, met name door ambities te formuleren die meer transformatief van aard zijn (zoals in hun Intended Nationally Determined

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw