Bastiaan Sallevelt

439 Nederlandse samenvatting Toepasbaarheid van screeningsinstrumenten voor medicatie-optimalisatie in het ziekenhuis In hoofdstuk 2 wordt de toepasbaarheid van screeningsinstrumenten onderzocht die momenteel worden aanbevolen voor het detecteren van ongeschikt medicatiegebruik in de Nederlandse richtlijn Polyfarmacie bij ouderen. Zo adviseert de richtlijn om voor iedere patiënt van 70 jaar en ouder die zich presenteert op de spoedeisende hulp te evalueren of de opname mogelijk gerelateerd is aan het medicatiegebruik op basis van een triggerlijst. Deze lijst is gebaseerd op de meest voorkomende medicatie-gerelateerde problemen bij ouderen en bevat 10 klinische problemen (triggers) met daarnaast een overzicht van geneesmiddelen die volgens literatuur vaak geassocieerd zijn met het probleem (bijvoorbeeld obstipatie bij opiaatgebruik). In hoofdstuk 2.1 werd een retrospectief, dwarsdoorsnede-onderzoek uitgevoerd naar de meerwaarde van deze triggerlijst. Geïncludeerd werden patiënten van 70 jaar en ouder met polyfarmacie die via de spoedeisende hulp opgenomen werden op de afdeling geriatrie. In totaal werden 941 trigger-geneesmiddelcombinaties geïdentificeerd bij driekwart (73%, n = 253/345) van de geïncludeerde patiënten. De triggers voor vallen, delier, nierinsufficiëntie en hyponatriëmie kwamen het vaakst voor. Vervolgens werd op basis van het patiëntdossier een causaliteitsbeoordeling uitgevoerd volgens de WHO-UMC criteria, om te onderzoeken welke triggergeneesmiddelcombinaties vermoedelijk ook als bijwerking konden worden aangemerkt. Dit bleek in 42% (positief voorspellende waarde, n = 393/941) van alle gevonden trigger-geneesmiddelcombinaties het geval te zijn. De positief voorspellende waarde voor het detecteren van bijwerkingen liep echter sterk uiteen voor de verschillende triggers (0%-100%). Daarnaast werd het overgrote deel (84%- 97%) van de vermoedelijke bijwerkingen al herkend tijdens de ziekenhuisopname door de zaalarts op de afdeling geriatrie, zonder gebruik van de triggerlijst. Het implementeren van de triggerlijst zal daarom nauwelijks bijdragen aan het detecteren van niet-herkende bijwerkingen bij patiënten onder behandeling van de geriatrie. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen of een dergelijke triggerlijst van toegevoegde waarde is voor het detecteren van bijwerkingen bij ouderen die op andere afdelingen dan de geriatrie worden opgenomen. Een ander screeningsinstrument voor medicatie-optimalisatie bij ouderen zijn de eerdergenoemde STOPP/START-criteria. De STOPP/START-criteria vormen een expliciete screeningslijst met 80 STOPP-criteria voor het signaleren van potentiële overbehandeling en 34 START-criteria voor het signaleren van potentiële omissies (onderbehandeling). Het is belangrijk dat aanbevelingen voor medicatieoptimalisatie, zoals de STOPP/START-criteria, duidelijk zijn geformuleerd om enerzijds implementatie in de praktijk te bevorderen en anderzijds zorgprofessionals te ondersteunen in het maken van een weloverwogen afweging met betrekking tot de toepasbaarheid van de aanbeveling voor de individuele patiënt. In hoofdstuk 2.2 7

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw