Bastiaan Sallevelt

443 Nederlandse samenvatting In hoofdstuk 4.3 lag de focus op de vraag waarom medicatiefouten niet waren opgemerkt tijdens de medicatiebeoordeling voor patiënten die werden heropgenomen met een potentieel vermijdbare geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopname. In totaal werden 84 van de 963 patiënten (8.7%) – bij wie in het kader van de OPERAM-studie een medicatiebeoordeling plaatsvond – heropgenomen met een potentieel vermijdbare ziekenhuisopname veroorzaakt door een medicatiefout. Een medicatiefout was gedefinieerd als 1) het onjuist gebruik van medicatie (bijvoorbeeld een te hoge dosering op basis van een verminderde nierfunctie), 2) het ontbreken van farmacotherapie terwijl hier wel een indicatie voor was (onderbehandeling) of 3) het gebruik van niet-geïndiceerde farmacotherapie (overbehandeling). Van de 84 patiënten met een potentieel vermijdbare geneesmiddel-gerelateerde heropname waren 72 patiënten geschikt voor analyse, waarbij de heropnames gelinkt werden aan 77 medicatiefouten. In de helft van alle medicatiefouten geïdentificeerd tijdens de heropname, was de medicatiefout nog niet aanwezig tijdens de medicatiebeoordeling. In 25% van de medicatiefouten werd een wijziging in farmacotherapie geadviseerd door het farmacotherapieteam, maar werd de aanbeveling niet geïmplementeerd. De overige medicatiefouten (25%) werden niet ondervangen omdat er, na zorgvuldige afweging van de individuele situatie van de patiënt op het moment van de medicatiebeoordeling, geen aanbeveling voor wijziging van medicatie werd gegeven door het farmacotherapieteam. Conclusie en aanbevelingen De toepassing van de onderzochte screeningsinstrumenten in het ziekenhuis kan bijdragen aan het identificeren van onjuist medicatiegebruik bij ouderen met polyfarmacie en multimorbiditeit (positief voorspellende waarde triggerlijst: 42%; acceptatie van STOPP/START-signalen door een farmacotherapieteam: 39%). Het duidelijker formuleren van richtlijnadviezen voor medicatie-optimalisatie zou kunnen bijdragen aan betere implementatie in de klinische praktijk en tegelijkertijd de integratie met beslisonderseunende systemen kunnen bevorderen. De toepassing van de huidige screeningsinstrumenten kan echter ook resulteren in ‘signaalmoeheid’ indien geïmplementeerd als beslisondersteuning in bijvoorbeeld elektronische voorschrijfsystemen. Toekomstig onderzoek moet uitwijzen of de balans tussen relevante en niet-relevante signalen voor medicatie-optimalisatie voor kwetsbare oudere patiënten met multimorbiditeit en polyfarmacie verder geoptimaliseerd kan worden. Het streven naar optimale beslisondersteuning om potentieel ongeschikte medicatie op te sporen is echter zeker niet de belangrijkste boodschap van dit proefschrift in het streven naar optimale farmacotherapie voor elke oudere patiënt. De interactie 7

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw