Zainab Assy

225 Nederlandse samenvatting gezichts- en hoofdmetingen. Er werd gevonden dat er een lichte correlatie bestaat tussen het oppervlak van het verhemelte en de lengte van het hoofd. Daarnaast werd een correlatie gevonden tussen het oppervlak van de tong en de diepte van het hoofd. Op basis hiervan werd verondersteld dat het mogelijk zou kunnen zijn om bepaalde intra-orale oppervlakten bij individuen in te schatten door gelaatsafmetingen te bepalen, wat weinig belastend is voor de patiënt. Geïnspireerd door deze bevindingen werd in Hoofdstuk 5 de relatie tussen het oppervlak van het verhemelte, gemeten met een intraorale scanner, en metingen van het gezicht en hoofd onderzocht bij levende proefpersonen. Deze studie concludeerde dat alleen bij vrouwen de lengte van de onderkaak en breedte van het verhemelte correleerden met het oppervlak van het verhemelte. Zodoende lijkt inderdaad dat er een mogelijkheid is om door het bepalen van gezichtsafmetingen een (deel) van het mondoppervlak te bepalen. De toepassing in de praktijk lijkt echter beperkt. Vervolgens wilden we de speekselfilmdikte en MUC5B-niveaus bij gezonde vrijwilligers bepalen op verschillende intra-orale locaties. MUC5B is een groot glycoproteïne in speeksel met een enorme verscheidenheid aan hydrofiele koolhydraatzijketens die water binden, het speeksel visco-elastische eigenschappen geven en betrokken zijn bij de smering tussen oppervlakten. Kortom, MUC5B speelt een sleutelrol in de bevochtiging van de mond. Verder werd het oppervlak van het verhemelte gemeten om de mogelijke relatie met de lokale speekselfilmdikte en MUC5B-niveaus te onderzoeken (Hoofdstuk 6). Er werd gevonden dat de speekselfilm en MUC5B-niveaus ongelijk verdeeld waren over het intra-orale oppervlak. Het voorste deel van de tong had de dikste speekselfilm en bevatte de hoogste niveaus van MUC5B, terwijl het voorste deel van het verhemelte de dunste speekselfilm had met de laagste MUC5B-niveaus. Er zijn verschillende manieren (interventies) ommonddroogte te verlichten. Factoren die van invloed kunnen zijn op de keuze en het gebruik van deze interventies werden bestudeerd. In Hoofdstuk 7 werd het gebruik van drogemondinterventies onderzocht bij subgroepen van patiënten met verschillende oorzaken van monddroogheid. Daarnaast werd de mogelijke relatie tussen toegepaste interventies met intra-orale droogheid en speekselproductie onderzocht. Deze studie concludeerde dat patiënten met een droge mond een breed scala aan interventies gebruikten om hun droge mond te verlichten. Het gebruik van deze droge-mondinterventies was significant geassocieerd met de algemene monddroogte (gemeten met de algemene droge mond vragenlijst; de Xerostomia Inventory, XI) en het droge-mondgevoel op verschillende plaatsen in de mond (gemeten met de RODI). Bij medicatie12

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw